e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
passen aandoen: āndōǝn (Voerendaal), aangemeten: aangəméétə (Beesel), aanpassen: aanpassen (Genk), ānpasǝ (Reuver), āpasǝ (Bleijerheide), āpāsǝ (Montzen), ǭmpasǝ (Tessenderlo), adroit (fr.): adret (Kerkrade), beschaafd: beschaaf (Hoensbroek), chic: chic (Bunde), sjiek (Kerkrade, ... ), fijn passen: fijn passe (Schimmert), gegoten: gegautte (Vlodrop), gegoten zitten: gegoote zitte (Itteren), goed mikken: (goed) mikke (Hoeselt), da mikt dich guod (Genk), goed mikke (Eigenbilzen, ... ), guud mikke (Vlijtingen), het mik guwt (Hoepertingen), ⁄t mikt goed (Jeuk), goed passen: dat paest goed (Oirlo), det pastj good (Herten (bij Roermond)), goe paaste (Meijel), goed passe (Neerpelt, ... ), good passe (Eisden, ... ), good passə (Maastricht), goot pàsse (Geleen), goot pàssə (Amstenrade), gout passe (Nieuwstadt), gōēd pàssə (Gennep), gŏĕ pāāsə (Meijel), gòòd passe (Boorsem), het paas goewd (Achel), het pas good (Noorbeek), het past mich goed (Eigenbilzen), het zal goed passen (Oostham), paast goe (Meijel), paast goed (Diepenbeek), pas good (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), pas goot (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), past goed (Houthalen, ... ), past good (Bocholt, ... ), past goot (Stein), past gōēt (Opglabbeek), goed sluitend: good sloetend (Venlo), goed staan: go.t štoͅ.a (Eys), goed staèn (Stein), goēd ston (Bilzen), good sjtao (Kunrade), good sjtoe (Waubach), good stoon (Maastricht), good stōēn (As), goot sjtaon (Hulsberg, ... ), goot staon (Venlo), gōōt staoə (Nieuwenhagen), g‧ōt štoͅ.a (Ingber), het stut òch goed (Eksel), het stèèt mich goed (Eigenbilzen), steid good (Beesel), steit goot (Maastricht), steitgout (Nieuwstadt), stijt dich good (Rekem), goed zitten: dat zit good (Schinnen), go.t˃ ze.tə (Eys), goed zitte (Wijlre), good zitte (Amby, ... ), goot zittə (Ubachsberg), sitst jod (Bleijerheide), t zit good (Schimmert), t zits joed (Vaals), ziet good (Valkenburg), zit good (Heerlen, ... ), zit xōēt (Tessenderlo), zitj good (Weert), in iemand gegoten zijn: t és én oech gëgwòittë (Tongeren), juist mikken: jus mikken (Herderen), juist passen: jus passen (Herderen), pas zjus (Mechelen-aan-de-Maas), knap passen: knap passe (Tungelroy), laten meten: laten meten (Paal), mikken: mekǝ (Bilzen, ... ), mekǝn (Boekhout  [(id)]  , ... ), mik (Wellen), mikke (Alken, ... ), mikken (Boekhout, ... ), mikkë (Tongeren), mikǝ (Riemst, ... ), mikə (Gelinden, ... ), mikən (Genk), B.v.: Dat waemeske mik(t) mich krek.  mikke (Zutendaal), Oude mensen.  mikken (Peer), op het lijf gesneden: op `t līēf gesneen (Eksel), passen: het pas (Beek), pa.sə (Ingber, ... ), pa:sən (Overpelt), pase (Zutendaal), passe (Amby, ... ), passen (Achel, ... ), passen - het past (Eksel), passĕn (Oostham), passu (Brunssum), passə (Doenrade, ... ), passən (Beringen, ... ), past (Doenrade, ... ), pastj (Neer), pasǝ (Altweert, ... ), pasǝn (Beringen, ... ), pasə (Bree, ... ), pasən (Bree, ... ), pāsse (Meerlo), pāsə (Stokrooie), pesj (Weert), pàsse (As), pàssə (Heerlen, ... ), pássə (Heel, ... ), pásə (Kinrooi), páásə (Epen), pāsǝ (Horst, ... ), pāsǝn (Diepenbeek, ... ), t⁄ pèst (Venray), [oorspr. invoer parere, allicht misinterpretatie van invoerd(st)er, rk]  passe (Maastricht), Algemene woord nu.  passen (Peer), B.v. 1) Dae jas pastj neet.  passe (Herten (bij Roermond)), B.v. een kostuum passen.  pasən (Lommel), Kliejehr die goed passen is altijd chick/chique.  passen (Peer), Spelling: <`> = sjwa.  passe (Bocholt, ... ), passen als gegoten: past als gegoten (Zonhoven), passen wie een klok: ⁄t pas wie ⁄n klok (Lutterade), passen wie gegoten: det pastj wiej gegote (Kinrooi), passend: passend (Merkelbeek), perfect passen: past perfect (Meijel), precies: perseis (Maastricht), precies passen: pastj presies (Thorn), precies pâsse (Venray), schoon mikken: sjaun mikke (Bilzen), schoon passen: sjaun passe (Bilzen), sjoen pàssə (Maastricht), staan: sjteit (Sweikhuizen), zitten: zitte (Mheer), zitten als gegoten: het zit als gegoten (Neerpelt) 4. van pas zijn, nauwkeurig sluiten || Bij het maken van de ene klomp van een paar steeds nagaan of het correspondeert met de andere klomp op de pasbank. [N 97, 62] || Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || goed sluitend zitten || Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || kledingstukken aanpassen || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding (passen) [N 86 (1981)] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] || passen || passen van een kostuum, schoenen, hoed || Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)] II-12, II-7, III-1-3