25361 |
pastoorsstuk |
domineesstuk:
dōmenēsstøk (Q018p Geulle),
eerste brokjes:
istǝ brøkskǝs (P051p Lummen),
get van het geslachts:
gęt van ǝt gǝšlaxs (Q099q Rothem),
het beste:
ǝt bɛstǝ (Q203p Gulpen),
het beste stuk:
ǝt bɛstǝ štøk (Q121p Kerkrade),
hoed:
hūt (Q162p Tongeren),
pastoorshoed:
pastūrshūt (L413p Helchteren),
pastūǝrshut (K358p Beringen),
pastoorskarbonade:
pǝstowǝrskɛrǝbǝnǫwǝjǝ (K278p Lommel),
pastoorsstuk:
pǝstūrsstɛk (L416p Opglabbeek),
pǝštursštøk (Q198p Eijsden),
proef:
pruf (L265p Meijel),
prōf (L269b Boekend, ...
L426p Buchten,
L320a Ell,
L291p Helden,
L330p Herten,
L292p Heythuysen,
Q039p Hoensbroek,
L325p Horn,
L377p Maasbracht,
L321p Neeritter,
Q033p Oirsbeek,
L318b Tungelroy,
L271p Venlo,
L289p Weert),
prūf (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum)
|
Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.]
II-1
|