31770 |
penzaag |
angenzeeg:
aŋǝzē̜ǝx (Q119p Eygelshoven),
arasementzeeg:
arasǝmęnt˲zē̜x (Q162p Tongeren),
borstzeeg:
borst˲zē̜x (L421p Dilsen),
brüstungzeeg:
bǝrøstuŋzē̜ǝx (Q119p Eygelshoven),
kortzeeg:
kǫt˲zē̜ǝx (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
meubelzeeg:
mø̄bǝlzē̜x (Q204a Mechelen),
pennenzaag:
pɛnǝzǭx (K317p Leopoldsburg),
pennenzeeg:
pęnǝzē̜x (Q001p Zonhoven),
pɛnǝzē̜x (L382p Montfort),
penszeeg:
pęns˲zē̜x (Q162p Tongeren),
penzaag:
pɛnzǭx (K317p Leopoldsburg),
penzeeg:
pɛnzē̜x (L424p Meeswijk),
pinnenzeeg:
penǝzē̜x (L294p Neer),
pinzaag:
penzāx (L270p Tegelen),
penzǭx (K353p Tessenderlo),
pinzeeg:
penzē̜x (L381p Echt, ...
L294p Neer,
L385p Sint Odilienberg),
pinzijǝx (P188p Hoepertingen),
pinzeegje:
penzē̜xskǝ (Q204a Mechelen, ...
Q015p Stein,
L270p Tegelen),
spanzaag:
španzāx (L270p Tegelen),
stootzeegje:
stǫwt˲zē̜xskǝ (Q083p Bilzen),
zwalmenstaartenzeegje:
žwalmǝštɛrtǝzē̜xskǝ (L270p Tegelen)
|
Kleine spanzaag die wordt gebruikt voor het zagen van fijn werk zoals de pennen en zwaluwstaarten voor houtverbindingen. Het zaagblad is 50 tot 60 cm lang, 5 tot 6 cm breed en fijngetand. Zie ook afb. 19. [N G, 22b; N 53, 8h + j; N 53, 9; N I, 1, add.; monogr.]
II-12
|