22781 |
persoon die alles kwijt is |
afgedroogde, een ~:
òòfgədreugdə (Q156p Borgloon),
blutte, een ~:
ene blöte (P187a Kuttekoven),
dopper:
dopper (K315p Oostham),
kepser:
kepsjer (Q008p Vucht),
kip:
Specifiek Loons. [sic]
kip (Q156p Borgloon),
luiszak:
louszak (Q003p Genk),
ongelukkige thomas:
n ongelukkige thoemas (L312p Neerpelt),
ongelukkige, een ~:
ene ongelekkige (P176p Sint-Truiden),
ongelukskind:
het ongelukskind (K314p Kwaadmechelen),
ongeluksvogel:
enne ongeluksvoegel (L372p Maaseik),
platbroek:
platbroek (P056p Stokrooie),
uitgemolken bonte koe:
utgemolken bonte koei (K357p Paal),
uitgemolken koe:
uitgemolken koe
uitgemolken koj (K358p Beringen),
verlierder:
de verlierder (K317p Leopoldsburg),
verliezer:
de verleezer (L366p Gruitrode),
de verliezer (Q177p Millen),
də vərlīəzər (Q001p Zonhoven),
en verleezer (Q284p Eupen),
ene verleezer (L419p Elen),
ne verliezer (P176p Sint-Truiden),
verlezer (Q088p Lanaken, ...
L372p Maaseik,
Q012p Rekem),
verliezer (P053p Berbroek),
waaghals:
ne woaghals (L362p Opitter)
|
Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|