31330 |
pijpklem |
buizenklem:
bø̜̄jzǝnklɛm (L414p Houthalen),
buizenkop:
bø̜jzǝkǫp (L423p Stokkem),
pijpenklem:
pīpǝklɛm (Q113p Heerlen, ...
L165p Heijen,
L330p Herten,
Q111p Klimmen,
L217p Meerlo,
L159a Middelaar,
L321p Neeritter,
Q117p Nieuwenhagen,
L216a Oostrum,
Q118p Schaesberg,
L192a Siebengewald,
L213p Well),
reurenklem:
rø̜rǝklɛm (Q121c Bleijerheide),
spanklem:
španklɛm (Q121b Spekholzerheide)
|
Klem waarmee pijpen en buizen tijdens het bewerken vastgezet kunnen worden. De pijpklem heeft doorgaans een beweegbare en een vaste bek. De beweegbare bek kan door middel van een draadspil op en neer worden gedraaid. Beide bekken zijn V-vormig uitgevoerd om platdrukken van de pijp te voorkomen en hebben een geribbeld oppervlak. Zie ook afb. 64. [N 33, 322; N 64, 51b]
II-11
|