26356 |
pin van de sluisdeur |
ang:
aŋ (Q188p Kanne, ...
Q240p Lauw,
Q162p Tongeren),
angel:
aŋǝl (Q095p Maastricht, ...
Q241p Rutten),
anker:
aŋkǝr (Q180p Mal),
het geklikt:
ǝt ˲gǝklek (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
houten nagel:
hǭǝtǝ nęǝgǝl (Q078p Wellen),
houtschroef:
hǫ.tšrǫwf (Q188p Kanne),
kop:
kǫp (P050p Herk-de-Stad, ...
P057p Kuringen,
P051p Lummen,
P056p Stokrooie),
pin:
pe.n (L360p Bree),
pen (Q077a Alt-Hoeselt, ...
Q083p Bilzen,
P050p Herk-de-Stad,
P057p Kuringen,
L372p Maaseik,
Q181p Sluizen,
P056p Stokrooie),
pę̄n (Q188p Kanne, ...
Q088p Lanaken),
spij:
spęj (P051p Lummen),
trekpin:
trękpe.n (L360p Bree)
|
Lange houten nagel met vierkante kop waarmee de planken van de sluisdeuren aan elkaar worden bevestigd. Een aantal woordtypen zoals ang (Q 162, Q 188, Q 240), angel (Q 95, Q 241) en anker (Q 180) is van toepassing op een bevestiging van de sluisdeuren met behulp van ɛangenɛ. Daarbij worden de uiteinden van een aantal planken van de sluisdeur dusdanig bewerkt dat zij in daarmee overeenkomende gaten kunnen worden ingelaten. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛangɛ.' [Vds 39; Jan 35; Coe 23; Grof 57]
II-3
|