31326 |
plaatklem |
buigarm:
bø̜jx˱ɛrǝm (Q095p Maastricht),
klem:
klɛm (L192a Siebengewald, ...
Q121b Spekholzerheide),
knijpklem:
knīpklɛm (L299p Reuver),
plaatklem:
plātklɛm (Q113p Heerlen, ...
Q111p Klimmen,
L217p Meerlo,
L382p Montfort,
L299p Reuver),
plǭtklɛm (L165p Heijen, ...
L159a Middelaar,
L216a Oostrum),
plaatveer:
plāt˲vɛ̄r (Q099q Rothem),
platenklem:
plātǝklɛm (L291p Helden, ...
L330p Herten,
L321p Neeritter,
L290p Panningen,
Q116p Simpelveld,
L331p Swalmen,
L213p Well),
plooiijzer:
pluwǝjē̜zǝr (K353p Tessenderlo),
plū-ǝjē̜zǝr (P047p Loksbergen),
plǫjęjzǝr (Q083p Bilzen),
plooiklem:
plujklɛm (P176b Bevingen)
|
Werktuig waarmee men plaatijzer vastzet zodat dit gebogen kan worden. De plaatklem bestaat uit twee losse, of aan één eind met elkaar verbonden staven, die door één of meer schroeven of met behulp van een beugel tegen elkaar geperst kunnen worden. De plaatklem wordt in de bekken van de bankschroef vastgeklemd. Zie ook afb. 60. [N 33, 324]
II-11
|