e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plank berd: bęrt (Koersel), bęt (Kwaadmechelen, ... ), bred: brējt (Diepenbeek), brēt (Genk), brē̜.t (Sittard, ... ), bręjt (Bilzen), bręt (Simpelveld  [(meervoud: brēǝr)]  ), brɛt (Bleijerheide  [(meervoud: brēr)]  , ... ), deel: dē̜l (Sint Odilienberg), dīl (Lummen), geklikte plank: gǝklek˱djǝ plaŋk (Stein), gǝklek˱dǝ plaŋk (Sittard), geploegde plank: gǝplø̄x˱dǝ plaŋk (Sint Odilienberg), klikplank: klekplá.ŋk (Zonhoven), plank: pla.ŋk (Hasselt, ... ), plaŋk (Achel, ... ), pláŋk (Niel-Bij-Sint-Truiden), plāŋk (Achel, ... ), plāǝŋk (Gutschoven), vloerplank: flōrplaŋk (Sevenum  [(meervoud: flōrplaŋkǝ of flōrplɛŋk)]  ), vlūrplāŋk (Castenray, ... ) In het algemeen een stuk hout waarvan de breedte groter is dan de dikte en de lengte groter dan de breedte. Bij de timmerman heeft het woord plank daarnaast ook nog een meer specifieke betekenis. Het is doorgaans een geschaafd en van messing en groef voorzien stuk hout, dat vaak nog een bepaalde afmeting heeft, namelijk in de breedte tussen 10 en 17.5 cm (4 en 7 duim) en in de dikte tussen 2 en 2.5 cm (0.75 en 1 duim) (Van de Watering, pag. 13). Zoɛn zijdelingse groef in vloerplanken werd in Meeswijk (L 424) en Valkenburg (Q 101) een klik (klek) genoemd. Een ɛdeelɛ is een in de lengte uit een boomstam gezaagd, plat stuk hout, dat nog niet geschaafd is.' [N 50, 73k; N 50, 74b; L 33, 22; L 40, 56; monogr.] II-12