32687 |
ploegstok |
aardstoker:
ę̄rtstø̄.kǝr (L282p Achel, ...
L312p Neerpelt,
L313p Sint Huibrechts Lille),
ɛtsty?ǝr (K278p Lommel),
afschrobber:
ãfšrabǝr (Q111p Klimmen),
akkergaffel:
ákǝrgafǝl (P227p Vorsen),
akkerkuil:
akǝrkyl (Q111p Klimmen, ...
Q192p Margraten
[(stok met een riempje aan de pols bevestigd en gebruikt om het paard aan te drijven)]
,
Q101p Valkenburg
[(om het paard aan te drijven)]
),
akkerstek:
a.kǝrstɛk (Q094p Hees, ...
Q077p Hoeselt,
Q188p Kanne,
Q169p Membruggen,
Q175p Riemst,
Q178p Val-Meer,
Q091p Veldwezelt,
Q171p Vlijtingen,
Q155p Werm,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder,
Q005p Zutendaal
[(alleen bij osseboeren)]
),
akǝrstɛk (L417p As, ...
L359p Beek,
Q072p Beverst,
L317p Bocholt,
Q002c Bokrijk,
Q011p Boorsem,
L360p Bree,
Q071p Diepenbeek,
L363p Ellikom,
Q003p Genk,
L356p Grote-Brogel,
Q170p Grote-Spouwen,
L366p Gruitrode,
L352p Hechtel,
Q081a Heesveld-Eik,
Q164p Heks,
Q174p Herderen,
L414p Houthalen,
L316p Kaulille,
Q088p Lanaken,
Q009p Maasmechelen,
L364p Meeuwen,
Q177p Millen,
Q090p Mopertingen,
Q082p Munsterbilzen,
L367p Neerglabbeek,
Q096c Neerharen,
L368p Neeroeteren,
L418p Niel-bij-As,
Q198b Oost-Maarland,
L416p Opglabbeek,
Q010p Opgrimbie,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren,
L314p Overpelt,
Q161p Piringen,
Q012p Rekem,
L358p Reppel,
P107a Rummen,
Q187p Sint Pieter,
Q096d Smeermaas,
Q013p Uikhoven,
Q172p Vroenhoven,
Q084p Waltwilder,
L365p Wijshagen,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler,
Q001p Zonhoven),
akǝrštɛk (Q193p Gronsveld, ...
Q020p Sittard),
á.kǝrstɛ ̝k (Q157a Overrepen),
á.kǝrstɛk (Q089p Martenslinde, ...
Q168a Rijkhoven,
Q076p Romershoven,
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
Q080p Vliermaal,
Q075p Vliermaalroot),
ákǝrstęk (Q160p Bommershoven, ...
Q159p Broekom,
Q167p Koninksem),
ákǝrstɛ ̝k (Q157p Jesseren, ...
Q240p Lauw,
Q182p Nerem),
ákǝrstɛk (P179p Aalst, ...
P120p Alken,
P053p Berbroek,
Q163p Berg,
K358p Beringen,
P187p Berlingen,
Q083p Bilzen,
P113p Binderveld,
Q156p Borgloon,
P178p Brustem,
P182p Buvingen,
Q242p Diets-Heur,
P049p Donk,
P115p Duras,
P186p Gelinden,
Q087p Gellik,
P175p Gingelom,
Q002a Godschei,
Q153p Gors-Opleeuw,
P184p Groot-Gelmen,
Q079p Guigoven,
P195p Gutschoven,
P048p Halen,
P173p Halmaal,
Q002p Hasselt,
P197p Heers,
L413p Helchteren,
P050p Herk-de-Stad,
K360p Heusden,
P188p Hoepertingen,
Q165p Hopmaal,
P219p Jeuk,
P180p Kerkom,
P055p Kermt,
Q152p Kerniel,
L315p Kleine-Brogel,
Q074p Kortessem,
P118p Kozen,
P057p Kuringen,
P046p Linkhout,
P047p Loksbergen,
P051p Lummen,
P220p Mechelen-Bovelingen,
P045p Meldert,
P176a Melveren,
P214p Montenaken,
P117p Nieuwerkerken,
P177a Ordingen,
L355p Peer,
Q158p Riksingen,
P223p Rukkelingen-Loon,
Q168p s-Herenelderen,
P052p Schulen,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P176p Sint-Truiden,
Q181p Sluizen,
P058p Stevoort,
P056p Stokrooie,
Q162p Tongeren
[(gevorkte stok - geheel van hout)]
,
P121p Ulbeek,
Q166p Vechmaal,
P174p Velm,
P192p Voort,
Q078p Wellen,
L354p Wijchmaal,
P118a Wijer,
P172p Wilderen,
Q073p Wimmertingen,
Q079a Wintershoven,
P044p Zelem,
P177p Zepperen,
K361p Zolder),
akkerstekje:
akǝrštɛkskǝ (Q193p Gronsveld),
akkerstok:
akǝrstǫk (K317p Leopoldsburg),
ákǝrstǫk (K358p Beringen, ...
K318p Berverlo,
K316p Heppen,
K359p Koersel,
K357p Paal,
K353p Tessenderlo),
áʔǝrstǫk (K314p Kwaadmechelen, ...
K315p Oostham,
K353p Tessenderlo),
ɛgǝrsto ̝k (K314p Kwaadmechelen),
ɛqǝrstǫk (K317a Kerkhoven),
bouwgeerd:
bǫu̯gęrt (L164p Gennep, ...
L163p Ottersum,
L192a Siebengewald),
eerstek:
nērstɛk (L289b Leuken, ...
L288p Nederweert),
eerstok:
ę̄rstǫk (K317a Kerkhoven),
eerstoker:
(h)ērstø̄.kǝr (L312p Neerpelt),
ēǝrstø̄.kǝr (L314p Overpelt),
ɛi̯ǝrstø̄ǝ?ǝr (K278p Lommel),
eikstoker:
ękstø̄ǝ?ar (K278p Lommel),
gaffel:
gafǝl (L292p Heythuysen),
gaffeltje:
gɛfǝlkǝ (Q117a Waubach, ...
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
klampstek:
klampstɛk (Q009p Maasmechelen),
kouterstek:
kǫu̯.tǝrstɛk (L424p Meeswijk),
kulterstek:
kø̜ljtǝrštɛk (L426z Holtum),
kø̜ltjǝrstɛk (Q015p Stein),
mestgaffel:
[mest]˲gafǝl (K317p Leopoldsburg),
mestgaffeltje:
[mest]˲gɛfǝlkǝ (Q188p Kanne, ...
L420p Rotem),
mestgeerd:
[mest]˲gę̄rt (L288a Ospel),
mestkluppel:
[mest]klø̜pǝl (L426z Holtum, ...
L270p Tegelen),
meststek:
[mest]stɛk (L421p Dilsen, ...
L322p Haelen,
L288a Ospel),
meststeker:
[mesl]stę̄ʔǝr (K278p Lommel),
meststok:
[mest]stǫk (K317p Leopoldsburg),
meststoker:
[mest]støę̄kǝr (Q014p Urmond),
[mest]štøę̄kǝr (Q204a Mechelen),
mik:
mek (L268p Velden),
ploegestek:
plōgǝstɛk (L322a Nunhem),
ploegkluppel:
[ploeg]klø̜pǝl (L331p Swalmen, ...
L270p Tegelen),
ploegschup:
[ploeg]sxøp (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
ploegschupje:
[ploeg]sxøpkǝ (L163p Ottersum),
ploegstek:
[ploeg]stɛk (L417p As, ...
L009p De Grebbe,
L288c Eind,
L419p Elen,
L320a Ell
[(met vorkvormig uiteinde)]
,
L322p Haelen,
L292p Heythuysen,
L370p Kessenich,
L369p Kinrooi,
L422p Lanklaar,
L372p Maaseik,
L319p Molenbeersel,
L321p Neeritter,
L368p Neeroeteren,
L174 Onbekend,
L371p Ophoven,
L014p Renkum,
L008p Rhenen
[(met vorkvormig uiteinde)]
,
L374p Thorn
[(met vorkvormig uiteinde)]
,
L361p Tongerlo,
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
[ploeg]štɛk (L295p Baarlo, ...
L324p Baexem
[(stok met vorkje uit één stuk)]
,
L331b Boukoul,
L328p Heel,
L330p Herten,
L426z Holtum,
L387p Posterholt,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen
[(met korte vork)]
),
ploegstok:
[ploeg]stǫk (L192b Aijen, ...
L244c America,
L215p Blitterswijck,
L247p Broekhuizen,
L214a Geysteren,
L246p Horst,
L265b Kronenberg,
K278p Lommel,
L217p Meerlo,
L265p Meijel,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L268p Velden,
L214p Wanssum),
[ploeg]štǫk (L291p Helden, ...
L290p Panningen
[(lichte eiken- of wilgenhouten stok met gevorkt uiteinde)]
,
L270p Tegelen),
ploegstoker:
[ploeg]støę̄kǝr (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
[ploeg]stø̄.kǝr (L286p Hamont),
[ploeg]stø̄kǝr (L159a Middelaar),
[ploeg]stǫu̯kǝr (P176p Sint-Truiden),
[ploeg]štyǝkǝr (Q111q Ransdaal),
ploegvork:
[ploeg]˲vø̜rǝk (L268p Velden),
[ploeg]˲vǫrǝk (L332p Maasniel),
schrabber:
šrabǝr (Q111p Klimmen),
stek:
stɛk (L429a Berg, ...
Q187p Sint Pieter),
štɛk (L324p Baexem),
stokelaar:
štøǝkǝlę̄r (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
stoker:
støę̄i̯kǝr (Q009p Maasmechelen, ...
L424p Meeswijk),
stø̄.kǝr (L282p Achel, ...
L286p Hamont),
stø̄i̯kǝr (Q187p Sint Pieter),
štøǝkǝr (Q035p Brunssum),
štø̄kǝr (Q118p Schaesberg),
stokerstek:
štøę̄kǝrštɛk (L294p Neer),
stookstek:
stø̜i̯.kstɛk (L421p Dilsen),
štø̄kštɛk (Q117p Nieuwenhagen),
štȳǝkštɛk (Q194p Rijckholt),
stoter:
stø̄ǝtǝr (L324p Baexem),
voorstek:
vǭ ̝rstɛk (Q007p Eisden
[(gevorkt)]
),
vorestek:
vǭrǝstɛk (L322p Haelen)
|
Vroeger had men bij het ploegen een stok in de hand om mest en aarde die zich aan het kouter en andere werkende delen van de ploeg hadden vastgezet te verwijderen, om mest in de voor te duwen, om aardkluiten te breken, om de paarden aan te drijven en om er bij het ploegen op te steunen. Dat was een 1 à 1.5 meter lange stok die ofwel - uit een daarvoor geschikte tak gesneden - een gaffelvormig uiteinde had, ofwel van een schopje was voorzien, ofwel van onderen was aangepunt. Hier en daar kende men echter - en dat betreft vooral de hieronder vermelde geerd-benamingen - een 3 tot 4 meter lange, op een vishengel gelijkende roede of twijg, waaraan van onderen een schopje zat en die van boven vaak voorzien was van een gevlochten (zweep)koord. Soms werd de ploegstok - als men daarvoor tenminste niet een ander stuk hout gebruikte - achter aan de ploeg vastgemaakt om als tweede staart te dienen. Vergelijk het lemma hefhout ca. Voor het (.. .) gedeelte van varianten zie men de lemmata ploeg en (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 32f + 36; N 11A, 102; monogr.]
I-1
|