30120 |
porringdraad |
draad:
drǭt (Q098p Schimmert),
fijn koordje:
fęjn kērtjǝ (Q003p Genk),
koord:
dǝ kōrt (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
koat (Q113p Heerlen),
kō ̝rt (L364p Meeuwen),
kōwǝr (K278p Lommel),
kǭǝt (Q202p Eys),
maat:
mǭt (K353p Tessenderlo),
metsdraad:
mø̜ts˱droǝt (L360p Bree),
metselkoord:
mętsǝlkǭrt (L292p Heythuysen),
metseltouw:
dǝ mɛtsǝltǫw (Q111p Klimmen),
metseltouw (L432p Susteren),
metskoord:
mɛtskuǝt (Q083p Bilzen),
paskoord:
paskōjǝrt (K318p Berverlo),
porringdraad:
pǫreŋdroǝt (L289b Leuken, ...
L289p Weert),
pǫreŋdrāt (Q039p Hoensbroek),
pǫreŋdrǫ (L265p Meijel),
pǫreŋdrǭt (L320c Haler, ...
L321p Neeritter,
L290p Panningen,
L210p Venray),
porringsdraad:
pǫreŋs˱drǭt (L320a Ell),
porringtouw:
pǫreŋtow (L289p Weert),
smetkoord:
smętkǭrt (Q013p Uikhoven),
spandraad:
špandrǭt (L330p Herten),
straaldraad:
strǭldrǭt (Q095a Oud-Caberg),
štrǭldrǭt (Q113p Heerlen),
straalkoord:
štrǫalkǫat (Q121c Bleijerheide),
štrǭlkōrt (Q097p Ulestraten),
štrǭlkǭrt (Q019p Beek),
toerdraad:
tūrdrǭt (L318b Tungelroy),
touwtje:
tø̜jkǝ (Q099q Rothem),
trekdraad:
tręk˱drǭt (L270p Tegelen)
|
De draad waarmee de boog wordt afgetekend. Eén uiteinde van de draad wordt vastgehecht in het porringpunt, met het andere wordt de boog bepaald. Uit de woordtypen 'metselkoord' (L 292), 'metskoord' (Q 83), 'metsdraad' (L 360) en 'metseltouw' (L 432, Q 111) blijkt dat ook het 'metselkoord' als porringdraad werd gebruikt. In L 414 werd het aftekenen met behulp van een 'klokpasser' ('klǫkpasǝr') gedaan. [N 32, 17f]
II-9
|