29548 |
rakelijzer |
duivelsbanner:
dȳvǝls˱bɛndǝr (L270p Tegelen),
haak:
hǫak (L381p Echt),
hǭk (L213p Well
[(ijzer dat aan één uiteinde J-vormig omgebogen is -- wordt gebruikt om te krabben)]
),
haardenstek:
hē̜rǝstɛk (L289p Weert),
haardhaak:
hē̜rthǭk (Q111p Klimmen),
haardpen:
hē̜rtpen (L213p Well),
haardstek:
hērtstɛk (Q095p Maastricht),
hērtštɛk (Q099q Rothem),
hē̜rtstɛk (L165p Heijen, ...
L321p Neeritter,
L192a Siebengewald
[(recht ijzer met aan één uiteinde een knop)]
,
Q005p Zutendaal),
hē̜rtštɛk (Q111p Klimmen, ...
L299p Reuver),
hē̜ǝtštɛk (Q116p Simpelveld, ...
Q121b Spekholzerheide),
hęrštɛk (L432p Susteren),
haardstok:
hē̜rtstǫk (Q005p Zutendaal),
ijzeren bol:
ęjzǝrǝ bǫl (Q083p Bilzen
[(stang met driehoekige knots om sintels los te trekken)]
),
keuter:
kø̜jtǝr (P176b Bevingen
[(platte)]
),
keuterhaak:
kø̜tǝrhǭk (K353p Tessenderlo),
keuterijzer:
kø̜tǝrīzǝr (Q001p Zonhoven),
kraaienijzer:
krɛjǝīzǝr (Q108p Wijnandsrade),
kraaienstaaf:
krɛjǝštāf (Q113p Heerlen),
krabber:
krɛbǝr (L216a Oostrum),
overhaalijzer:
ó̜vǝrhǭlī̄zǝr (L164p Gennep),
pen:
pɛn (L371p Ophoven),
pook:
puǝk (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
pōǝk (L381p Echt),
priem:
brēm (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
prēm (L271p Venlo),
rakelaar:
rǫxǝlēr (Q071p Diepenbeek),
rakelijzer:
ruǝxǝlęjzǝr (Q083p Bilzen),
rōkǝlējǝzǝr (P047p Loksbergen),
rōkǝlīzǝr (Q086p Eigenbilzen),
rǭgǝlīzǝr (L382p Montfort, ...
Q097p Ulestraten),
rǭkǝlī̄zǝr (L322a Nunhem, ...
L163p Ottersum,
L290p Panningen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L374p Thorn),
rǭkǝlīzǝr (L269p Blerick, ...
L216a Oostrum,
L299p Reuver,
L331p Swalmen),
rǭxǝlī̄zǝr (L381p Echt, ...
Q095p Maastricht),
rǭxǝlīzǝr (L330p Herten),
rakelsijzer:
rǭkǝls˱ī̄zǝr (L299p Reuver),
roosterstaaf:
rȳstǝrstāf (L270p Tegelen),
rȳstǝrštāf (L270p Tegelen),
sintelentang:
zentjǝlǝtaŋ (L330p Herten),
sintelstoter:
sentǝlstōtǝr (L217p Meerlo
[(om de sintels los te stoten)]
),
slekkenhaak:
slɛkǝnhǭk (L217p Meerlo
[(ijzer dat aan één uiteinde J-vormig omgebogen is -- wordt gebruikt om sintels uit het vuur te halen)]
),
spik:
spek (Q083p Bilzen),
steekijzer:
stē̜k˱īzǝr (L371p Ophoven),
stek:
stek (L159a Middelaar),
stochelijzer:
štøxǝlīzǝr (Q121p Kerkrade, ...
Q121b Spekholzerheide),
stookijzer:
stǭwk˱ęjzǝr (P219p Jeuk),
trekijzer:
tręk˱ī̄zǝr (L163p Ottersum),
vuurhaak:
vȳrhōk (P047p Loksbergen),
vȳrhǫak (Q113p Heerlen),
vȳrhǭk (L297p Belfeld, ...
Q111p Klimmen,
L159a Middelaar,
L382p Montfort,
L432p Susteren,
Q112z Ten Esschen),
vø̜rhǭk (L269p Blerick, ...
L291p Helden,
L290p Panningen,
L289p Weert),
vīrhǭk (Q086p Eigenbilzen),
vuurschup:
viršęp (Q083p Bilzen
[(om sintels uit het vuur te verwijderen)]
),
vuurspik:
virspek (Q083p Bilzen
[(om de sintels te verwijderen)]
)
|
Een doorgaans ijzeren voorwerp waarmee de kolen in de oven los gemaakt of uit de oven verwijderd werden. Zie ook afb. 13. [N 98, 122; monogr.] || IJzer met gebogen uiteinde om het vuur op te rakelen en om de brandstof goed te verdelen. Zie ook afb. 13. [N 49, 66c; N 49, 82b] || IJzeren staaf met een recht of gebogen uiteinde, waarmee de smid de omvang van het vuur regelt en sintels uit het vuur verwijdert. Zie ook afb. 11 en het lemma "rakelijzer" in Wld II.8, pag. 21. Het betreft daar een vergelijkbaar voorwerp dat door de pottenbakker wordt gebruikt. Zie voor het woordtype stochelijzer (Q 121, 121b) ook RhWb (VIII), kol. 720, s.v. ɛstochelnɛ, ɛstöchelnɛ, "das Feuer, den Ofen (...) schüren mit dem Schürhaken".' [N 33, 31; N 33, 32]
II-11, II-8
|