e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rit afstand: aafsjtantj (Herten (bij Roermond)), eind: éénd (Gennep), ⁄t aend (Venray), fietstocht: enne (fiets)tocht (Oirlo), fiets-tôch (Blerick), fietsj toch (Melick), fietstoch (Blerick), hele weg: dən hielə weeg (Maastricht), rijtoer: riejtoer (Heerlen), rietoer (Berg-en-Terblijt, ... ), rit: ein rit (Sittard), en rit (Oirlo), ret (Houthalen, ... ), rid (Guttecoven), rit (Afferden, ... ), ritsch (Eijsden), rĭt (Nieuwenhagen, ... ), ⁄n rit (Maasniel), Opm. zelden gebruikt.  rit (Obbicht), ritje: ritje (Blerick, ... ), ritjə (Grathem, ... ), ritsjə (Maastricht), route (fr.): roet (Meterik, ... ), roet0 (Horst), ⁄n roet (Montfort), strek: v.  štreͅ.k (Eys), stuk: shtuk (Brunssum), stök (Noorbeek), tocht: d⁄n tocht (Schimmert), toch (Amby, ... ), tocht (Born, ... ), tog (Oirsbeek), tòch (Heerlen), tòg (Montfort), tóg (Venlo), (fiets of paard).  tòcht (As), tochtje: töchske (Maastricht), toer (<fr.): toer (Blitterswijck, ... ), tour (Schinnen), tōēr (Heerlen, ... ), tōēër (Nieuwenhagen), toertje (<fr.): tuurkə gəmáákt (Opglabbeek), trek: trèk (Maastricht), vaart: vaart (Schinnen), weg: weeg (Maastricht), weëg (Geleen, ... ) de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] || het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)] || rit [SGV (1914)] III-3-1