26430 |
rol |
arm:
ɛrǝm (P188p Hoepertingen),
as:
as (Q188p Kanne, ...
Q078p Wellen),
ās (P187p Berlingen),
katrol:
kasrǫl (Q095p Maastricht),
katrǫl (Q039p Hoensbroek),
kǝtrǫl (L417p As, ...
L321a Ittervoort,
L416p Opglabbeek,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren,
L361p Tongerlo),
kettingwel:
kęteŋwɛl (Q113p Heerlen),
rol:
rǫl (P120p Alken, ...
L417p As,
P187p Berlingen,
Q160p Bommershoven,
Q159p Broekom,
P195p Gutschoven,
Q160a Haren,
Q164p Heks,
Q077p Hoeselt,
L321a Ittervoort,
Q088p Lanaken,
Q240p Lauw,
L372p Maaseik,
Q204a Mechelen,
L362p Opitter,
P177a Ordingen,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P176p Sint-Truiden,
Q181p Sluizen,
Q162p Tongeren),
spil:
spil (Q039p Hoensbroek),
wel:
wɛl (Q088p Lanaken, ...
Q180p Mal,
Q241p Rutten,
Q162p Tongeren),
windas:
windas (P057p Kuringen)
|
De rol waaraan in het luiwerk van een watermolen het koord of de ketting is bevestigd waarmee de zakken worden opgetrokken en afgelaten. Zie ook afb. 76. De rol is in functie vergelijkbaar met de luias in windmolens. Zie ook het lemma ɛluiasɛ. De wel (Q 241) heeft de vorm van de pletrol zoals die wordt gebruikt om aardkluiten van geploegd land te breken (vgl. WLD I.1.2, pag 165).' [Jan 230; Coe 207; Grof 234; N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|