32835 |
rolkrabber |
akkerstek:
[akkerstek] (Q002p Hasselt, ...
P107a Rummen,
Q079a Wintershoven),
dreklat:
drɛklat (Q022p Munstergeleen),
kluppel:
klępǝl (L368b Waterloos),
krabber:
krabǝr (L265p Meijel, ...
L321p Neeritter,
Q197p Noorbeek,
L420p Rotem,
Q197a Terlinden),
krɛbǝr (P055p Kermt, ...
P176p Sint-Truiden,
L289p Weert),
kretser:
krɛtsǝr (Q204a Mechelen),
louter:
lø̜̄i̯tǝr (L372p Maaseik),
luierik:
lø̜̄rek (P222p Opheers),
ploegkluppel:
[ploegkluppel] (L270p Tegelen),
ploegschup:
[ploegschup] (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
ploegstek:
[ploegstek] (L292p Heythuysen),
ploegstok:
[ploegstok] (L209p Merselo),
schraper:
šrāpǝr (Q113a Welten),
schup voor de wel schön (d.) te maken:
šø̜p ˲vǝr dǝ wɛl šø̜n tǝ mākǝ (Q209p Teuven),
steekplank:
štē̜kplaŋk (L426z Holtum),
strijkmes:
strīkmɛs (L248p Lottum),
strijkplank:
štrīkplaŋk (L426z Holtum),
welboomkrabber:
wɛlbǫmkrabǝr (L159a Middelaar),
welkrabbel:
wɛlkrɛbǝl (P186p Gelinden, ...
P197p Heers),
welkrabber:
wɛlkrabǝr (K358p Beringen, ...
Q193p Gronsveld,
L384p Herkenbosch,
L423p Stokkem),
wɛlkrɛbǝr (Q156p Borgloon, ...
L331p Swalmen),
welkratser:
wɛlkratsǝr (L322a Nunhem),
welkretser:
wɛlkrɛtsǝr (Q111p Klimmen),
wellekrabber:
węlǝkrabǝr (K357p Paal, ...
K361p Zolder),
wɛlǝkrabǝr (L317p Bocholt, ...
L360p Bree,
Q002b Kiewit,
L422p Lanklaar,
L329p Roermond),
wɛlǝkrɛbǝr (Q111p Klimmen, ...
L383p Melick),
wellekretser:
wɛlǝkrɛtsǝr (L295p Baarlo),
welschup:
wɛlsxøp (Q156p Borgloon),
welschupje:
wɛlšøpkǝ (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
wɛlšø̜pkǝ (Q191p Cadier),
welstek:
wɛlstɛk (Q009p Maasmechelen)
|
Om aanklevende aarde en paardevijgen van de rol te verwijderen kon men gebruikmaken van allerlei voorwerpen. Als men zich niet bediende van een speciale krabber of stok, reinigde men de rol met de ploegstok (zie beneden), met een willekeurige stok (P 48), met de steel van een schop of hark (Q 96d), met de spade of een andere schop (L 192a, 282, 332, P 107a, Q 3a, 4, 9, 77, 93, 96, 97, 111, 116, 194, 197, 198b), met een kleine hak (P 107a), met een pannescherf, steen of stokje (L 270), of met de punt van de schoen of klomp (L 115, 192b). Enkele termen lijken te wijzen op een aan het raam bevestigde plank of lat, die men zo nodig tegen de rol moest drukken of waardoor de rol tijdens het werk werd schoon gehouden. Voor de (...)-varianten zie men het lemma ''ploegstok''. [N 11A, 188; N 18, 149]
I-2
|