28553 |
rustperiode in de winter |
bijenslaap:
bi.jǝslǭp (L289p Weert),
rustperiode:
rø̜speriōdǝ (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
winterrust:
winterrust (K317a Kerkhoven, ...
P177p Zepperen),
winterslaap:
we.tǝrsla.p (L421p Dilsen),
wenjtjeršlǭp (L330p Herten, ...
L329p Roermond),
wenjtjǝrslǭp (L371a Geistingen, ...
L289p Weert),
wenteršlǭp (L384p Herkenbosch, ...
Q253p Montzen),
wentǝrsloǝp (L414p Houthalen),
wentǝrslǭp (Q009p Maasmechelen, ...
K353p Tessenderlo,
L215a Wellerlooi),
winterslaap (K278p Lommel, ...
L372p Maaseik,
L294p Neer,
L416p Opglabbeek),
węjntǝrslǭp (Q002p Hasselt),
węnjtjǝrslǭp (Q015p Stein),
węntǝrslōp (Q003p Genk),
węntǝrslǭp (P176p Sint-Truiden),
winterzit:
wenjtjǝrzet (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek,
L371a Geistingen,
L374p Thorn),
wentǝrzet (L246p Horst, ...
L270p Tegelen,
L271p Venlo),
weŋktǝrzet (Q113p Heerlen),
winterzit (L428p Born, ...
L210p Venray),
węjntǝrzet (Q018p Geulle),
węnjtjǝrzet (L381b Peij)
|
Periode van inactiviteit der bijen tijdens de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele bijenvolk. Een slaap is het niet te noemen. Er wordt namelijk wel voedsel opgenomen en verteerd, zij het in uiterst kleine hoeveelheden. Er zit ook enige beweging in de tros bijen. Hoe kouder het wordt, hoe dichter de bijen opeendringen. In het midden zit de koningin, omringd door een aantal jonge bijen. [N 63, 54a; N 63, 54b]
II-6
|