18118 |
ruw worden |
afblotten:
afblotən (K361p Zolder),
de winter krijgen:
də ventər krēͅgə (L414p Houthalen),
grof worden:
graof wéére (L417p As),
hard worden:
ze wɛren hŏrt (L314p Overpelt),
het hard krijgen:
t haard kriege (L289p Weert),
hikkelen:
hikkelen (P219p Jeuk),
kapotspringen:
kapotspringen (L316p Kaulille),
mə gəzich sprunk kəpot (Q007p Eisden),
springe kepot (L363p Ellikom),
t vel sprungt kapot (L420p Rotem),
kloven krijgen:
kleuven krijgen (P117p Nieuwerkerken),
openbijzen:
mən han bɛizən opə (P197p Heers),
opbezə (P193p Mettekoven),
opbijəze (P195p Gutshoven),
openblotten:
lippə bloote op (Q072p Beverst),
openhikkelen:
ophikkele (P176p Sint-Truiden),
openkippen:
m`n vel kip open (Q158p Riksingen),
mijn handen beginnen op te kippen (Q074p Kortessem),
opkippen (Q152p Kerniel, ...
P192p Voort),
openpikken:
oppikken (Q090p Mopertingen),
openspringen:
m`n an spraingen oopə (Q007p Eisden),
mien han sprengen oeëpen (L368p Neeroeteren),
openspreinge (P176p Sint-Truiden),
openspringen (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
springen open (L362p Opitter),
øpə spreŋə (L367p Neerglabbeek),
rijten:
de heng riete `m (Q203p Gulpen),
ruw worden:
rouw weurde (Q095p Maastricht),
#NAME?
rów wéére (L417p As),
schilferen:
schilfere (L289p Weert),
schraal worden:
de hôêd wûrd sjraol (L317p Bocholt),
schraol werre (L210p Venray),
schroal waere (Q019p Beek),
sjraol wèèrə (L328p Heel),
schrinden:
m`n haän schrennen (K358p Beringen),
schreenen (P052p Schulen),
springen:
(springen) (K314p Kwaadmechelen),
de handen springen (L352p Hechtel, ...
P057p Kuringen,
K278p Lommel),
de huid springt (L358p Reppel, ...
K353p Tessenderlo),
handen springen (P056p Stokrooie),
springen (K318p Beverlo),
springən van de beͅis (Q005p Zutendaal),
sprèngen (Q003p Genk),
urjen:
urje (Q015p Stein),
verharden:
verhaare (L289p Weert),
verhaere (L382p Montfort),
verhaore (L432p Susteren),
verharen (L321a Ittervoort),
verhäore (Q095p Maastricht),
verhöweren (K353p Tessenderlo),
vərhardə (K317p Leopoldsburg),
verruwen:
verrowwe (L289p Weert),
vliegen:
de handen vliegen (P117p Nieuwerkerken),
wederen:
mən ān wēͅdərā (P176p Sint-Truiden)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] || Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|