e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruzie actie: actie (Tungelroy), (verouderd).  actie (Tienray), behei: cf. WNT sub boeha: [...] nnd. nhd. [...] behei...  behij (Stein), boel: bòil (Loksbergen), daar is vuur in het dak: dao is vūūr int dààk (Brunssum), gedoens: gedoons (Herten (bij Roermond)), geherrie: geherriej (Swalmen), gekekel: Van Dale: kekelen, (gew.) op scherpe en luidruchtige toon praten over iets; kijven.  gəkeekəl (Maastricht), gekrakeel: gekrakeel (Merkelbeek), geschil: gesjil (As), heibel: Van Dale: heibel, 1. drukte, lawaai, getier: heibel maken; -heibel hebben, een grote mond opzetten; ruziën; - 2. heibeltje, ruzie, gekijf; standje.  heibel (Geleen), hijbəl (Reuver), herrie: herrie (Geulle, ... ), herriej (Herten (bij Roermond)), herriemake (Maastricht), hɛ.t mɛtə gansə wɛ.rəlt haeri (Belfeld), katoen?: kàtōēn (Loksbergen), kift: vgl. WBD III, 3.1 (pag. 237): kift, Made (K 217).  kift (Venray), krach (du.): Van Dale (DN): Krach, 3. ruzie, heibel.  kràch (Heerlen), la guerre (fr.): vgl. WBD III, 3.1 (pag. 238): la guerre (fr.), Schoten, Deurne-bij-Antwerpen en Leuven.  làgéér (Loksbergen), lelijk doen: lieluk doon (Ospel), querelle (fr.): Van Dale (FN): querelle, 1. twist, geschil, ruzie.  krawal (Venlo), radau (du.): Van Dale (DN): Radau, herrie, kabaal.  radauw (Heerlerbaan/Kaumer), ruzie: reuzjie (Meijel), ruuze (Vijlen, ... ), ruuzie (Montfort), ruuzə (Epen), ruze (Vaals), ruzie (Eksel, ... ), ruziej (Tungelroy), rūūzīē (Venlo), rūūzə (Loksbergen), rŭŭzi.j (Hulsberg), rŭŭzie (Nieuwenhagen), rŭŭzĭĕ (Susteren), rûzie (Schinnen), ruzing: reuzing (Maastricht, ... ), reuzjing (Meijel), rēūjzin-g (Maastricht), ri-jzing (Bree), riezing (Eigenbilzen, ... ), rijzing (Vlijtingen), riziŋ (Meeuwen), rĭĕzing (As), ruizing (Amby, ... ), ruu.zing (Kelpen), ruuzing (Doenrade, ... ), ruzing (Beek, ... ), rūūzing (Amstenrade, ... ), rŭzing (Schimmert), röizing (Caberg), röjzing (Maastricht), rúzing (Venlo), rûizing (Gronsveld), rûûzing (Schinnen), (Eijsden!).  ruizing (Noorbeek), v.  r‧y(3)̄zeŋ (Eys), ruzing (zn.): ruizing (Maastricht), schandalen (mv.): sjandale (Schinnen), schelderij: sjeljerie (Schinnen), sjéélərij (Nieuwenhagen), scheldpartij: sjelpartij (Maastricht), sjèlpartie (Urmond), schobbe: WNT: schobben (I), C) 2. schelden, schimpen.  schoebe (Eys), sjoebe (Wijlre), strijd: sjtried (Posterholt, ... ), sjtriet (Kerkrade, ... ), v.  štri.t (Eys), twist: twis (Venlo), twist (As) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)], [N 85 (1981)] || het niet eens zijn en ruzie maken over kleinigheden, door wederzijds gebrek aan inschikkelijkheid vooral gezegd van kinderen [stechelen, sechelen, aantelen, akkenaaien, naarswaar-zen, grendelen, stensen, keken, kibbelen] [N 85 (1981)] || Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)], [N 85 (1981)] || ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1