33058 |
schoven maken |
garven:
gɛrǝvǝ (L164p Gennep),
geleggen:
gǝlęgǝ (K358p Beringen, ...
L312p Neerpelt),
hopen:
hø̜i̯pǝ (Q111p Klimmen),
hoppelen:
høpǝlǝ (Q078p Wellen),
jassen:
ja.sǝ (Q247p Sint-Martens-Voeren, ...
Q247a Sint-Pieters-Voeren),
kassen:
kasǝ (Q111p Klimmen),
opzetten:
ǫp˲zetǝ (L265p Meijel, ...
Q197p Noorbeek,
Q197a Terlinden),
rechttrekken:
ręxtrękǝ (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
rechtzetten:
ręxt˲zętǝ (Q111p Klimmen),
ręx˲zetǝ (L423p Stokkem),
ręx˲zętǝ (P222p Opheers),
schobben:
šǫpǝ (Q204a Mechelen),
sneden bijeendoen:
snē̜i̯ǝ bei̯ē̜i̯ndōn (L360p Bree),
vormen:
vørǝmǝ (L312p Neerpelt, ...
P176p Sint-Truiden),
vø̜rmǝn (K278p Lommel, ...
Q197p Noorbeek),
vǫrmǝ (L269p Blerick, ...
L329p Roermond),
vɛrmǝ (Q156p Borgloon)
|
Het algemene begrip van het vormen van de schoven, van het bijeennemen van de afgepaste hoeveelheid halmen tot en met het binden. Zie ook de toelichting bij het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). Het gaat hier om de werkwoorden. De opgaven "heteroniem + maken" zijn hier niet opgenomen, maar de heteroniemen zelf zijn in het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4) opgenomen. [N 15, 15e1; monogr.]
I-4
|