32221 |
schulpboor |
buiker:
bȳkǝr (L289p Weert),
busboor:
bø̜s˱bǭr (L294p Neer, ...
Q033p Oirsbeek,
L270p Tegelen),
busever:
bø̜s˱ē̜vǝr (L270p Tegelen),
bussenavegaar:
bøsǝ-avǝgār (Q119p Eygelshoven),
bussenboor:
bøsǝbōr (Q095p Maastricht),
bøsǝbǭr (L381p Echt, ...
Q019b Groot Genhout,
L382p Montfort),
bø̜šǝnbǭr (Q015p Stein),
bussenever:
bøsǝnē̜vǝr (L382p Montfort),
bø̜sǝ-ē̜vǝr (L294p Neer),
domegger:
dumęgǝr (K353p Tessenderlo),
eber:
ē̜bǝr (Q027p Doenrade),
navenboor:
nāvǝbǭ.r (L270p Tegelen),
nāvǝbǭr (L434p Limbricht),
raderboor:
rārbǭ.r (Q020p Sittard),
schaar:
šǭr (Q111p Klimmen, ...
Q204a Mechelen)
|
De grootste tapse avegaar die de wagenmaker bezit. Met dit werktuig maakt hij de voorgeboorde opening in de naaf van het wiel wijder en tapsvormig zodat daar vervolgens de naafbus in kan worden geslagen. Zie ook afb. 193. De schulpboor is doorgaans voorzien van een verwisselbare houten kruk. Door de grootte van het werktuig wordt het meestal door twee personen gehanteerd. Er werd dan een extra draaiboom aan de kruk bevestigd. Vgl. het volgende lemma. Zie ook het lemma ɛtapse avegaarɛ in de paragraaf over de werktuigen van de timmerman.' [N G, 32c; monogr.]
II-12
|