26358 |
sluisijzer |
balk:
balǝk (P056p Stokrooie),
hefschroef:
hɛfšrū.f (Q162p Tongeren),
hout:
hǭ.t (Q088p Lanaken),
ijzer:
izǝr (Q188p Kanne),
ęjzǝr (Q077p Hoeselt),
ęǝzǝr (P120p Alken, ...
P187p Berlingen,
Q160p Bommershoven,
Q159p Broekom,
P184p Groot-Gelmen,
P195p Gutschoven,
P050p Herk-de-Stad,
P188p Hoepertingen,
Q077p Hoeselt,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P058p Stevoort,
P056p Stokrooie,
Q078p Wellen),
ę̄.zǝr (Q240p Lauw),
ę̄zǝr (P177a Ordingen),
ɛjzǝr (Q077a Alt-Hoeselt),
schroef:
sxruf (Q164p Heks),
sluishout:
slø̜wshǭt (Q160a Haren),
slűzø̜j.t (L368p Neeroeteren),
sluisijzer:
slawsęǝzǝr (P051p Lummen),
slyzizǝr (L361p Tongerlo),
slǫwsajzǝr (Q180p Mal, ...
Q181p Sluizen,
Q162p Tongeren),
slǫwsęzǝr (Q071p Diepenbeek),
slǫwsęǝzǝr (P057p Kuringen, ...
Q075p Vliermaalroot),
staart van de sluis:
stat ˲van dǝ slǫws (Q240p Lauw),
stang van de sluis:
staŋ van dǝ slaws (Q077p Hoeselt),
tandas:
tant`as (Q077p Hoeselt),
tapijzer:
tapę̄zǝr (P176p Sint-Truiden),
winde van de sluis:
wen van dǝ slǫws (Q241p Rutten),
windijzer:
węnizǝr (Q095p Maastricht),
zaag:
zę̄.x (Q095p Maastricht)
|
Aan de sluisdeur bevestigde, vertikaal door de sluisbalk stekende, ijzeren stang die wordt gebruikt voor het openen en sluiten van de sluis. Als het sluisijzer van gaten is voorzien, moet de molenaar bij het openen de sluis telkens een beetje optrekken en dan een spie door het volgende gat steken. Deze handeling moet worden herhaald tot de vereiste opening is bereikt. Het aflaten gebeurt door de sluisdeur te laten dichtvallen. Wanneer het sluisijzer getand is, kan de sluis met behulp van een winde op- of afgedraaid worden. De woordtypen sluishout (l 368, Q 160a) en hout (Q 88) zijn terug te voeren op het feit dat de optrektoestellen in die plaatsen van hout vervaardigd waren. [Vds 44; Jan 39; Coe 25; Grof 58]
II-3
|