31281 |
smeedtang |
beiteltang:
bēsǝltsaŋ (Q121p Kerkrade
[(om beitels vast te houden)]
),
bęjtǝltaŋ (Q108p Wijnandsrade),
boltang:
bǫltaŋ (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
buistang:
bø̜jstaŋ (P219p Jeuk),
eendenbek:
ɛndǝbɛk (Q116p Simpelveld),
enge tang:
eŋ taŋ (L321p Neeritter),
haakse tang:
hǭksǝ taŋ (Q099q Rothem, ...
L213p Well),
halfronde tang:
hǭǝfroŋǝ tsaŋ (Q121b Spekholzerheide),
hoekijzertang:
hoekijzertang (Q108p Wijnandsrade),
hoektang:
hōktaŋ (L321p Neeritter),
ketteltang:
kętǝltaŋ (Q099q Rothem),
kettingtang:
kęteŋtaŋ (Q108p Wijnandsrade),
krombektang:
krombɛktaŋ (L213p Well),
leeuwenbektang:
līwǝbɛktsaŋ (Q116p Simpelveld),
leidertang:
lęjǝrtaŋ (L432p Susteren
[(platte tang voor het beetpakken van dun materiaal zoals leden van kettingen)]
),
nageltang:
nāgǝltaŋ (Q111p Klimmen
[(de vorm van deze tang is identiek met die van de hoefijzertang alleen zwaarder en langer en kan voor verschillende werkzaamheden worden gebruikt)]
),
nijptang:
nīptaŋ (L371p Ophoven),
plattang:
plattaŋ (Q111p Klimmen
[(tang met één platte en één u-vormige bek die wordt gebruikt bij de bewerking van vierkant ijzer -- het materiaal kan bij deze tang niet zijwaarts uitwijken -- vergelijk afbeelding 39s)]
),
platte smeedtang:
platǝ šmējtaŋ (L299p Reuver),
platǝ šmęjtsaŋ (Q121p Kerkrade
[(wordt gebruikt om plat ijzer vast te houden)]
),
platte tang:
platǝ taŋ (Q086p Eigenbilzen, ...
P219p Jeuk,
L289p Weert),
platǝ tsaŋ (Q116p Simpelveld, ...
Q121b Spekholzerheide),
platte vuurtang:
platǝ vȳrtaŋ (L159a Middelaar),
rondbektang:
roŋk˱bɛktsaŋ (Q116p Simpelveld),
ronde smeedtang:
roŋ šmęjtsaŋ (Q121p Kerkrade
[(voor het vasthouden van rond ijzer)]
),
ronde tang:
rǫn taŋ (Q086p Eigenbilzen
[(om ronde stukken mee vast te pakken)]
, ...
P219p Jeuk),
ronde vuurtang:
rǫndǝ vȳrtaŋ (L159a Middelaar),
rondtang:
rontaŋ (Q111p Klimmen
[(wordt gebruikt om rond ijzer vast te houden bij de bewerking)]
),
smeedstang:
šmets-tsaŋ (Q121b Spekholzerheide),
šmetstaŋ (Q112z Ten Esschen, ...
Q108p Wijnandsrade),
smeedtang:
smiǝtaŋ (Q083p Bilzen
[(de afstand tussen de twee platte bekken van deze tang werd bepaald door de dikte van het ijzer)]
),
smējtaŋ (L371p Ophoven),
smētaŋ (L318b Tungelroy
[(lange tang met korte bek om ijzer in het vuur te houden)]
),
smē̜jtaŋ (L216a Oostrum),
smęjtaŋ (Q071p Diepenbeek),
smęjttaŋ (P176b Bevingen),
smɛjtaŋ (Q095p Maastricht),
šmejtaŋ (Q111p Klimmen),
šmējtaŋ (Q113p Heerlen, ...
L299p Reuver),
šmējtsaŋ (Q116p Simpelveld),
šmētaŋ (L291p Helden, ...
L290p Panningen,
Q097p Ulestraten),
šmęjtsaŋ (Q121p Kerkrade),
smis(se)tang:
smestaŋ (P219p Jeuk, ...
Q088p Lanaken,
L423p Stokkem,
Q005p Zutendaal),
smistaŋ (Q071p Diepenbeek),
smējstaŋ (L165p Heijen),
šmestaŋ (Q193p Gronsveld
[(lange ijzeren tang om het te smeden ijzer in en uit het vuur te nemen)]
),
snaptang:
šnaptaŋ (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
tang:
taŋ (L289p Weert),
tang met kromme bek:
taŋ męt krumǝ bɛk (Q083p Bilzen),
tang met rond ijzer:
taŋ męt rǫnt˱ ęjzǝr (Q083p Bilzen),
tang met vierkant ijzer:
taŋ męt ˲virkant ęjzǝr (Q083p Bilzen),
trekker:
trękǝr (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden
[(haakse tang)]
),
vierkanttang:
vērkanttaŋ (Q111p Klimmen),
vuurtang:
virtaŋ (Q083p Bilzen),
vyrtaŋ (L213p Well),
vȳrtaŋ (Q018p Geulle, ...
L330p Herten,
P047p Loksbergen,
L217p Meerlo,
L159a Middelaar,
L382p Montfort,
Q099q Rothem,
L192a Siebengewald,
L432p Susteren,
L331p Swalmen),
vȳrtsaŋ (Q121p Kerkrade),
vø̜.rtaŋ (L318b Tungelroy),
vø̜rtaŋ (L321p Neeritter),
wijde tang:
wij taŋ (L321p Neeritter),
wolftang:
wōftsaŋ (Q121p Kerkrade
[(voor het vasthouden van bouten etc)]
)
|
In het algemeen de tang waarmee tijdens het smeden stukken metaal worden vastgehouden en verplaatst. Om een werkstuk in de bekken van de tang vast te klemmen worden de benen van de smeedtang met behulp van een ring of haak gesloten gehouden. Zie ook het lemma "tangring, tanghaak". Smeedtangen zijn doorgaans van gesmeed ijzer vervaardigd en worden vaak door de smid zelf gemaakt. Zij kunnen dan ook veel verschillende vormen en afmetingen hebben die meestal bepaald worden door de werkstukken die er mee moeten worden vastgehouden. Zie ook afb. 39 en 40. [N 33, 34a-b; N 33, 380; N 66, 24; monogr.]
II-11
|