31229 |
smidsvuurhaard |
haard:
hērt (Q099q Rothem),
hē̜ǝt (Q121b Spekholzerheide),
het vuur:
hǝt ˲vø̜r (L371p Ophoven),
ǝt ˲vȳr (L159a Middelaar, ...
L163p Ottersum),
open smis(se) met blaasbalk:
ōpǝ smes męt˱ blōs˱balǝk (Q088p Lanaken),
smeedsvuur:
smēts˲vø̜r (L321p Neeritter),
šmets˲vȳr (Q113p Heerlen, ...
Q121p Kerkrade,
Q111p Klimmen,
Q116p Simpelveld,
Q112z Ten Esschen),
smeedvuur:
smējvȳr (L382p Montfort),
smidsvuur:
smets˲vȳr (L381p Echt, ...
Q018p Geulle,
L165p Heijen,
L216a Oostrum),
šmets˲v ̇ȳr (L330p Herten),
šmets˲vȳr (L299p Reuver, ...
L432p Susteren,
L331p Swalmen),
šmęts˲vø̜r (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
smis(se) met blaasbalk:
smes męt˱ blǭs˱balǝk (L423p Stokkem),
smis(se) met trekblaasbalk:
smes męt tręk˱blǭs˱balǝk (L210p Venray),
smis(se)vuur:
smes˲vȳr (P176b Bevingen, ...
P047p Loksbergen,
Q095p Maastricht,
L217p Meerlo,
L192a Siebengewald,
K353p Tessenderlo,
L213p Well),
smes˲vø̜.r (L318b Tungelroy),
smes˲vø̜r (L289p Weert),
smes˲vīr (Q083p Bilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q005p Zutendaal),
smis˲vȳr (Q071p Diepenbeek),
vuurhaard:
vø̜.rhārt (L318b Tungelroy)
|
De van metselwerk of van metaal vervaardigde stookplaats met kolenvuur waarin de smid ijzer en ander metaal verhit. De oude smidsvuren bestonden uit een soort gemetseld werkvlak waarin een uitholling, het stookgat, was aangebracht. Aan de zijkant van dit stookgat werd door middel van een pijp lucht toegevoerd. Boven het stookgat bevond zich een gemetselde of metalen kap waarmee de rookgassen via de schoorsteen buiten de smidse konden worden geleid. In de buurt van het stookgat was een koelbak met water aangebracht waarin de gloeiende werkstukken konden worden afgekoeld. Zie ook afb. 6. Bij de modernere smidsvuren wordt de luchtstroom aan de onderzijde van het smidsvuur toegevoerd. De luchtleiding mondt daartoe uit in een onder het stookgat aangebrachte smidsvorm. Zie ook afb. 7 en het lemma "smidsvorm, blaasgat". De smis(se) met trekblaasbalg werd in het koperslagersbedrijf in Venray (L 210) tot ongeveer 1915 gebruikt. Nadien werkte men met een veldsmidse. [N 33, 9; N 66, 10b; monogr.]
II-11
|