30846 |
snijkant |
kling:
kleŋ (Q121c Bleijerheide),
sne(d)e:
sne(d)e (K278p Lommel),
snej (L163a Milsbeek),
snę̄ (L267p Maasbree),
snę̄j (L417p As, ...
L421p Dilsen),
snede:
snēj (L165p Heijen, ...
L321p Neeritter),
snē̜ (Q086p Eigenbilzen),
snē̜. (Q005p Zutendaal),
snij:
snī (Q083p Bilzen),
snijkant:
snęjkant (L265p Meijel),
šnijkant (Q111p Klimmen),
šnijkaŋk (Q113p Heerlen),
šnikaŋk (Q121b Spekholzerheide),
šnikāŋk (Q116p Simpelveld),
šnīkanjtj (L293p Roggel),
snit:
šnet (Q121c Bleijerheide, ...
Q253p Montzen)
|
De snijdende kant van een boorijzer. Afhankelijk van de bewerkingen die moeten worden uitgevoerd en de soort materiaal waarin geboord moet worden, kan een boorijzer één of meer snijkanten hebben. Zie ook afb. 111. Het betreft daar de snijkant van een puntboor. [N 33, 156] || Het scherpe gedeelte van een mes. [N 60, 175a]
II-10, II-11
|