32211 |
spaakkuil |
speekbank:
špęjk˱baŋk (Q111p Klimmen),
speekkuil:
spijǝkkǫwl (K353p Tessenderlo),
spikkǫwl (Q001p Zonhoven),
spęjkkul (L426p Buchten, ...
Q019b Groot Genhout,
L382p Montfort),
spęjkkūl (L381p Echt, ...
L294p Neer,
Q015p Stein),
spęjkkǫwl (Q095p Maastricht),
špēkkul (Q204a Mechelen, ...
Q033p Oirsbeek),
špęjkkul (Q027p Doenrade, ...
L434p Limbricht,
L270p Tegelen),
špęjkkūl (Q111p Klimmen, ...
L294p Neer),
speekval:
spęjk˲vɛl (L289p Weert),
spekengat:
spęjkǝgāt (L369p Kinrooi),
spekenkuil:
špēkǝkul (Q119p Eygelshoven)
|
Kuil of put in de werkplaats van de wagenmaker van ongeveer 2 meter lang, 1 meter diep en 20 cm breed, die wordt gebruikt om spaken in de naaf te slaan. Aan de bovenzijde is de spaakkuil afgedekt met drie balken. De middelste daarvan wordt weggenomen als de spaakkuil wordt gebruikt. De naaf wordt draaibaar op de rand van de spaakkuil vastgezet met behulp van wiggen. Zie ook afb. 186. [N G, 8a]
II-12
|