32214 |
spaakzwei |
afschrijflat:
āfšrīflat (L381p Echt),
geleider:
gǝlęjǝr (Q019b Groot Genhout),
meetlat:
mē̜tlat (Q033p Oirsbeek),
speeklat:
spęjklat (L382p Montfort),
speekveer:
spęjk˲vē̜r (Q015p Stein),
špēk˲vē̜r (Q204a Mechelen),
špęjk˲vē̜r (Q027p Doenrade, ...
Q111p Klimmen,
L434p Limbricht),
spekenhaal:
spijǝkǝgǭl (K353p Tessenderlo),
spekenlat:
spęjkǝlat (L381p Echt),
wijzer:
wīzǝr (L294p Neer, ...
L270p Tegelen),
zwei:
zwi (Q001p Zonhoven),
zwęj (L426p Buchten),
žwɛj (L270p Tegelen),
zwenk:
šwɛŋk (Q119p Eygelshoven)
|
Werktuig dat dient voor het richten van de spaken. Er zijn verschillende uitvoeringen van de spaakzwei, maar vaak bestaat het uit een één meter lange lat die met één uiteinde in het midden van de naaf wordt bevestigd. De spaakzwei is voorzien van een gleuf, waarin met behulp van twee moeren en sluitringen een stelpin van ongeveer 20 cm lengte vastgezet kan worden. Door middel van deze stelschroef kan de schuine stand van de spaken precies worden aangegeven. Zie ook afb. 189. [N G, 21a]
II-12
|