31760 |
spanzaag |
blokzeeg:
blǫk˲zēx (Q095p Maastricht),
boog:
bōx (K317p Leopoldsburg),
boogzaag:
bōx˲zǭx (K317p Leopoldsburg),
brandhoutzaag:
brānthǭlt˲zāx (L163p Ottersum),
brandhoutzeeg:
branthǫwt˲zē̜x (L289h Boshoven, ...
L421p Dilsen,
L289a Hushoven,
L289p Weert),
brantjhǫwt˲zē̜x (L328p Heel),
brantjhǫwt˲zɛ̄x (L318b Tungelroy),
dromzeeg:
drǫmzē̜ǝx (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
grote zeeg:
grōǝtǝ zē̜x (L377p Maasbracht),
handzaag:
haŋk˲zāx (L295p Baarlo),
handzeeg:
hantj˲zē̜x (L381p Echt, ...
L299p Reuver),
hant˲zē̜x (Q098p Schimmert),
hānt˲zē̜x (Q198p Eijsden, ...
Q193p Gronsveld),
houtzeeg:
hōts˲zē̜ǝx (Q119p Eygelshoven),
hǫat˲zē̜x (Q198a Mesch),
hǫwt˲zē̜x (L322p Haelen, ...
Q111p Klimmen,
L332p Maasniel,
Q101p Valkenburg,
L386p Vlodrop),
hǭt˲zēx (Q192p Margraten),
klompenzaag:
klǫmpǝzǭx (K317p Leopoldsburg
[(om brandhout te zagen)]
),
klotsjeszaag:
klø̜tskǝs˲zāx (L215p Blitterswijck
[(om brandhout te zagen)]
, ...
L214a Geysteren
[(om brandhout te zagen)]
,
L217p Meerlo
[(om brandhout te zagen)]
,
L246a Swolgen
[(om brandhout te zagen)]
,
L245b Tienray
[(om brandhout te zagen)]
,
L214p Wanssum
[(om brandhout te zagen)]
),
knabbenzeeg:
knabǝziǝx (Q001p Zonhoven),
knabǝzē̜x (L421p Dilsen),
knabǝzɛ̄x (L318p Stramproy
[(spanzaag met grove rechte tanden om kachelhout te zagen)]
, ...
L318b Tungelroy),
kortzeeg:
kørt˲zejx (Q009p Maasmechelen),
kǫrt˲ziǝx (Q001p Zonhoven),
kǫrt˲zē̜x (Q193p Gronsveld, ...
L321p Neeritter),
raamzeeg:
rā.mzē̜.x (Q020p Sittard),
rāmz ̇ē̜x (L329p Roermond),
rāmzēx (Q071p Diepenbeek),
rāmzē̜x (L430p Einighausen, ...
L384p Herkenbosch,
L330p Herten,
L426z Holtum
[(het woord werd vroeger gebruikt: nu spreekt men van een spanzaag)]
,
Q111p Klimmen,
L332p Maasniel,
L382p Montfort,
L427p Obbicht,
L387p Posterholt,
Q032a Puth,
Q098p Schimmert,
L385p Sint Odilienberg,
L374p Thorn),
rāmzɛ̄x (Q028p Jabeek, ...
L373p Roosteren),
rǭmzēx (Q095p Maastricht),
rǭmzē̜x (Q083p Bilzen, ...
Q193p Gronsveld),
spanzaag:
spanzāx (L269p Blerick, ...
L215p Blitterswijck,
L269b Boekend,
L245a Castenray,
L246p Horst,
L269a Hout-Blerick,
L211p Leunen,
L267p Maasbree,
L265p Meijel,
L209p Merselo,
L159a Middelaar,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L163p Ottersum,
L266p Sevenum,
L212a Smakt,
L268p Velden,
L271p Venlo,
L210p Venray,
L244a Veulen,
L214p Wanssum),
španzāx (L290a Egchel, ...
L290p Panningen,
L299p Reuver,
L270p Tegelen),
spanzeeg:
spanzēx (Q095p Maastricht),
spanzē̜x (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket,
L289h Boshoven,
L421p Dilsen,
L381p Echt,
L288c Eind,
L320a Ell,
Q018p Geulle,
L326p Grathem,
L322p Haelen,
Q187a Heugem,
L292p Heythuysen,
L289a Hushoven,
L321a Ittervoort,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L292a Maxet,
L288p Nederweert,
L321p Neeritter,
L322a Nunhem,
L288a Ospel,
Q015p Stein,
L378p Stevensweert,
Q014p Urmond,
L289p Weert),
spanzɛ̄x (L318p Stramproy, ...
L318b Tungelroy),
španz ̇ē̜x (L329p Roermond),
španzē̜.x (Q020p Sittard),
španzē̜x (L324p Baexem, ...
Q035p Brunssum,
L426p Buchten,
L431p Dieteren,
Q198p Eijsden,
L430p Einighausen,
Q193p Gronsveld,
L328p Heel,
Q105p Heer,
L330p Herten,
L426z Holtum,
L325p Horn,
Q100p Houthem,
Q111p Klimmen,
L434p Limbricht,
Q016p Lutterade,
L332p Maasniel,
Q204a Mechelen,
Q022p Munstergeleen,
L294p Neer,
Q036p Nuth,
Q033p Oirsbeek
[(bij boer - bij timmerman: scherpzaag)]
,
L387p Posterholt,
Q032a Puth,
L432p Susteren,
Q113a Welten),
španzē̜ǝx (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chevremont,
Q119p Eygelshoven,
Q121d Haanrade,
Q039p Hoensbroek,
Q121e Kaalheide,
Q121p Kerkrade,
Q117p Nieuwenhagen,
Q121b Spekholzerheide),
špānzē̜x (Q197p Noorbeek, ...
Q203a Reijmerstok),
stootzeeg:
štōt˲zē̜x (Q020p Sittard),
trekzeeg:
trek˲zē̜x (Q035p Brunssum),
trek˲zē̜ǝx (Q039p Hoensbroek),
tręk˲z ̇ē̜x (L329p Roermond),
tręk˲zēx (Q095p Maastricht),
tręk˲zē̜x (L327p Beegden, ...
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
L328p Heel),
tręk˲zē̜ǝx (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chevremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
vonkelhoutzeeg:
fiŋkǝlhōt˲zēx (Q071p Diepenbeek),
fuŋkǝl(h)ōt˲zē̜x (Q083p Bilzen),
vuŋkǝl(h)ōt˲zē̜x (Q083p Bilzen),
vø̄ŋkǝlhǭt˲zē̜x (Q197p Noorbeek, ...
Q203a Reijmerstok),
zaag:
zāx (L271p Venlo),
zeeg:
zēx (Q095p Maastricht),
zē̜x (Q112a Heerlerheide, ...
L289b Leuken,
Q204a Mechelen,
Q197p Noorbeek,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
Q020p Sittard,
L289p Weert)
|
Handzaag, bestaande uit een houten raam waarin het zaagblad kan worden opgespannen. Zie ook afb. 18. Er bestaan diverse uitvoeringen van dit werktuig die voor verschillende werkzaamheden worden gebruikt. Zie ook de lemmata ɛschulpzaagɛ, ɛpenzaagɛ en ɛdraaizaag, keerzaagɛ. De spanzaag bestaat uit een horizontale lat, de spanregel, waarbij aan de uiteinden twee verticale, beweegbare latten zijn bevestigd. Het zaagblad wordt aan de onderzijde van deze twee latten met behulp van twee knoppen vastgezet. Om het zaagblad te spannen wordt er rond de bovenzijde van de twee latten een touw gelegd, dat met behulp van een spanstokje wordt strakgedraaid. Als het touw, en dus ook het zaagblad, de vereiste spanning hebben, wordt het spanstokje achter de spanregel vastgezet. In het zaagblad van de kortzeeg (kǫrt˲zē̜x), die in Neeritter (L 321) door de wagenmaker werd gebruikt, ontbrak om de drie tanden één tand. Op deze wijze kon het zaagmeel tijdens het zagen beter uit de zaagsnede verwijderd worden.' [N 47, 13a-b; N 53, 1b; N 53, 6a; N 53, 8; N I, 1; N 18, 128 add.; monogr.]
II-12
|