30414 |
spiltrap |
dobbele wendeltrap:
dubǝl weŋǝltrap (Q121c Bleijerheide),
enkele spiltrap:
eŋkǝl špeltrap (L387p Posterholt),
trap met dubbele boom:
trap met˱ dø̜bǝlǝ bom (L163p Ottersum),
trap met een dobbelkwartslag:
trap męt ǝnǝ dǫbǝlkwārtslāx (Q015p Stein),
trap met een dubbel kwart en verdreven trede:
trap męt˱ ęjn dø̜bǝl kwārt˱ ęn vǝrdrēvǝ trē̜j (L385p Sint Odilienberg),
trap met een halve slag:
trap met ǝnǝ halǝvǝ slāx (Q015p Stein),
trap met een kwartslag:
trap męt˱ ǝnǝ kwartslāx (Q018p Geulle),
trap met in het midden een wendel:
trap met˱ en ǝt medǝ enǝ weŋǝl (Q121c Bleijerheide),
trap met kwartslag:
trap męt kwārtslāx (Q015p Stein),
trap męt kwārtšlāx (L385p Sint Odilienberg),
trap met tweekwarten:
trap męt twiǝkwārtǝ (Q018p Geulle),
trap met één boom:
trap met˱ ēnǝ bom (L163p Ottersum),
verdreven trap:
vǝrdrēvǝ trap (L163p Ottersum, ...
L385p Sint Odilienberg),
verdreven wendeltrap:
vǝrdrēǝvǝ weŋǝltrap (Q121c Bleijerheide),
vierdel verdreven wendeltrap:
vidǝl vǝrdrēǝvǝ weŋǝltrap (Q121c Bleijerheide)
|
Trap waarvan enkele of alle treden aan het ene einde worden opgesloten in een spil. Een spiltrap wordt in het algemeen daar aangebracht waar de ruimte beperkt is zodat een kwart, halve of hele omwenteling moet worden gemaakt. De spil loopt soms over de gehele hoogte door, maar wordt ook alleen beneden of boven aan de trap aangebracht, al naar gelang men een wenteling aan het beneden- of boveneinde van de trap construeert. In dit laatste geval spreekt men van een enkele spiltrap. Een dubbele spiltrap heeft aan beide einden een kwartwenteling met een recht gedeelte ertussen. Liggen beide wentelingen aan één zijde van de trap, dan wordt de spil dikwijls vervangen door een kuipstuk of holle boom en spreekt men van een trap met schalmgat. Zie ook afb. 69d-f. [N 55, 127; N 55, 128; N 55, 129; N 55, 130]
II-9
|