28697 |
splijthoutje |
klieftop:
klīftǫp (K353p Tessenderlo),
kliever:
klīvǝr (P047p Loksbergen),
splijter:
splijter (L294p Neer)
|
Houtje, doorgaans van palmenhout, waarmee men de braamtakken splijt. Wanneer de braamstengel goed glad is gemaakt, wordt hij in drieën of vieren gespleten met een splijthoutje. Men kan dat zelf van hardhout maken. Voordat men gaat splijten, maakt men in de onderkant van de braamstengel drie of vier sneden, waarin het splijthoutje past (Brekelmans, pag. 16). Wanneer men nu het houtje door de stengel duwt, splijten er vrij gemakkelijk drie of vier z.g. braamspleuten vanaf. [N 40, 125]
II-6
|