31269 |
staak |
bolkop:
bǫlkǫp (Q111p Klimmen),
bolstaak:
bǫlstāk (L165p Heijen, ...
L246p Horst
[(type A/B)]
,
L266p Sevenum
[(type A/B)]
,
L210p Venray
[(type A)]
),
bǫlštāk (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg),
bombeerbol:
bǫmbęjrbǫl (P176b Bevingen),
boordijzer:
bōrt˱īzǝr (L210p Venray
[(type H)]
),
boordjesijzer:
bø̜̄rtjǝs˱īzǝr (L246p Horst
[(type D/E)]
, ...
L266p Sevenum
[(type D/E)]
),
boorstaak:
bōrstāk (L321p Neeritter),
haalstaak:
hǭlštęk (Q098p Schimmert),
halfronde staak:
halfrondǝ stāk (L210p Venray
[(type D/E)]
),
halve mond:
hǭǝvǝ mǫnt (Q121c Bleijerheide
[(type H)]
),
halve-maanstaak:
hǭvǝmǭnštāk (Q117p Nieuwenhagen
[(type H)]
, ...
Q118p Schaesberg
[(type H)]
),
ijzer:
īzǝr (L291p Helden
[(type E)]
),
kantjestaak:
kantjǝšt ̇āk (L330p Herten),
kantstaak:
kantstāk (L246p Horst
[(type D/E/N/O)]
, ...
P219p Jeuk
[(om richels in metaalplaat te slaan)]
,
L217p Meerlo,
L266p Sevenum
[(type D/E/N/O)]
,
L210p Venray
[(type F/M/O)]
),
kaŋkštāk (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg),
kãntstāk (L165p Heijen),
kantstek:
kantštęk (Q098p Schimmert),
klinkstaak:
kleŋkstāk (L321p Neeritter),
ophaler:
ophǭlǝr (L382p Montfort),
platronde staak:
platrondǝ stāk (L210p Venray
[(type B)]
),
platte staak:
platǝ stāk (L246p Horst),
ronde vlakstek:
rǫn vlakštęk (Q098p Schimmert),
staak:
stāk (L246p Horst, ...
L266p Sevenum,
L210p Venray,
L213p Well),
stǭk (L423p Stokkem),
štāk (L291p Helden, ...
Q117p Nieuwenhagen,
L290p Panningen,
L329p Roermond,
Q118p Schaesberg),
vlakstaak:
vlakštāk (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg),
vlakstek:
vlakštęk (Q098p Schimmert),
voet:
vut (P047p Loksbergen)
|
Klein soort aambeeldje, wat langer dan een tas, dat als ondergrond dient bij het bewerken van plaatmateriaal. De staak wordt daarbij met zijn pinvormig uitlopende onderzijde in de werkbank, het blok voor aambeeld of klein gereedschap of in de bankschroef vastgezet. Al naar gelang de aard van het werk dat moet worden verricht, kan de kop van het werktuig verschillend zijn uitgevoerd. Zo zijn er staken die aan de bovenzijde rond en vlak zijn (vlakstaken), staken met een ronde en min of meer bolle bovenkant (bolstaken) en staken die aan de bovenzijde een scherpe, rechte snede vertonen (kantstaken). Zie ook afb. 28 en 29. Achter de plaatscode is, voor zover opgegeven door de invuller, met behulp van letters vermeld welke type staak uit afb. 28 met de betreffende term wordt bedoeld. Boordjesijzer (L 266) was de benaming voor een vlakstaak met een geronde en een rechte kant. Met deze staak werden kantjes aan het koper gevormd. Staken werden volgens de respondent uit Q 111 in de regel door de smid zelf naar behoefte gemaakt. [N 33, 210; N 33, 213; N 33, 214; N 64, 35a; N 64, 36a-b; N 64, 36d-f; N 66, 16b; N 66, 17a-f; monogr.]
II-11
|