33045 |
steel van de mathaak |
boom:
bōm (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163p Ottersum),
lat:
lat (P120p Alken, ...
Q163p Berg,
Q002p Hasselt,
Q077p Hoeselt,
Q176a Ketsingen,
Q009p Maasmechelen,
P044p Zelem),
mathout:
mathǫu̯t (L214a Geysteren),
pik:
pek (L269p Blerick),
pikkesteel:
pekǝštēl (L331p Swalmen),
pikkestrekel:
pekǝstrēkǝl (L244c America, ...
L268p Velden),
piklat:
peklat (K358p Beringen, ...
K278p Lommel),
piksteel:
pekstēl (K318p Berverlo),
steel:
stil (L372p Maaseik, ...
Q003a Oud-Waterschei),
stiǝl (Q004p Gelieren Bret, ...
P051p Lummen,
L420p Rotem,
L368b Waterloos,
L289p Weert),
stēl (L282p Achel, ...
L295p Baarlo,
L288c Eind,
L429p Guttecoven,
Q077p Hoeselt,
L426z Holtum,
Q002b Kiewit,
L369p Kinrooi,
K314p Kwaadmechelen,
L422p Lanklaar,
L289b Leuken,
L211p Leunen,
Q009p Maasmechelen,
L163a Milsbeek,
L321p Neeritter,
P213p Niel-Bij-Sint-Truiden,
L322a Nunhem,
L427p Obbicht,
L371p Ophoven,
L163p Ottersum,
K357p Paal,
L355p Peer,
L420p Rotem,
Q020p Sittard,
Q096d Smeermaas,
L374p Thorn,
L318b Tungelroy,
Q178p Val-Meer,
L268p Velden,
L271p Venlo,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder,
K361p Zolder),
stēǝl (Q071p Diepenbeek, ...
L286p Hamont,
P055p Kermt,
K278p Lommel),
stē̜l (P048p Halen, ...
L266p Sevenum),
stē̜ǝl (Q002p Hasselt),
stęil (P107a Rummen, ...
P176p Sint-Truiden),
stīl (Q156p Borgloon),
stīǝl (L317p Bocholt, ...
L360p Bree,
P186p Gelinden,
P197p Heers,
P222p Opheers),
štil (Q119p Eygelshoven, ...
Q197p Noorbeek,
Q033p Oirsbeek,
Q117a Waubach),
štiǝl (Q193p Gronsveld, ...
Q039p Hoensbroek,
Q111p Klimmen),
štēl (L324p Baexem, ...
L331b Boukoul,
L426p Buchten,
Q105p Heer,
L291p Helden,
L434p Limbricht,
L332p Maasniel,
Q204a Mechelen,
L383p Melick,
Q022p Munstergeleen,
Q032a Puth,
L329p Roermond,
Q099q Rothem,
L432p Susteren,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
Q209p Teuven,
Q097p Ulestraten,
L386p Vlodrop),
stek:
stɛk (P177p Zepperen),
zichtlat:
[zicht]lat (P054p Spalbeek, ...
P121p Ulbeek,
Q078p Wellen)
|
Rechte houten stok, die men vasthield bij het hanteren van de mathaak. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 voor het gebruik als strekel en als hulpstuk voor vervoer van de zicht. Het is niet onmogelijk dat op deze vraag gelegenheidsantwoorden zijn gegeven; het begrip "steel van de mathaak" lijkt niet overal tot de vakterminologie van de landbouwer te behoren. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 72a; add. uit JG 1b; monogr.]
I-4
|