29610 |
steenbakkersklei |
aarde:
ɛrdǝ (P176p Sint-Truiden),
brikkenbakkersleem:
brikǝbɛkǝrslēm (Q198p Eijsden),
brikkengrond:
brekǝgrǫnt (Q158p Riksingen),
brikkenleem:
brekǝlēm (Q204a Mechelen),
brekǝlęjm (L360p Bree),
brikǝlɛjm (Q009p Maasmechelen),
gele grond:
gē̜lǝ grǫnt (Q083p Bilzen
[(lichte leem: voor gele bakstenen)]
),
goede grond:
gujǝ grǫnt (Q083p Bilzen),
grond:
grǫnt (P176p Sint-Truiden),
leem:
lijǝm (P047p Loksbergen),
liǝm (L163p Ottersum, ...
L210p Venray),
lēm (Q083p Bilzen, ...
Q121p Kerkrade,
Q095p Maastricht,
L299p Reuver,
P176p Sint-Truiden,
L331p Swalmen,
Q117a Waubach),
lē̜jm (Q111p Klimmen),
lęjm (L381p Echt, ...
L322a Nunhem,
Q020p Sittard,
L270p Tegelen
[(bruin of geel: alleen voor stenen)]
,
L374p Thorn),
leem uit de helle gestoken:
lęjm ūt ˲dǝn hę ̞lǝ gǝštǭkǝ (L322a Nunhem
[(klei die zonder meer uit het bouwland is gestoken en zonder enige bewerking in de maler wordt gestort)]
),
leemgrond:
lēmgrǫnt (Q083p Bilzen),
steenovenleem:
stęjnǭvǝlęjm (L269a Hout-Blerick)
|
Algemene benaming voor de grondstof waarmee bakstenen vervaardigd worden. Doorgaans wordt alleen de leem gebruikt die direct onder de aardoppervlakte wordt aangetroffen (Donkers, pag. 21). [N 27, 48; N 98, 20; monogr.]
II-8
|