31308 |
stokbeitel |
beitel voor warm te kappen:
biǝtǝl vø̜r wɛrǝm tǝ kapǝ (Q083p Bilzen),
groefbeitel:
gruf˱bęjtǝl (P176b Bevingen),
kapbeitel:
kap˱bęjtǝl (Q095p Maastricht, ...
Q108p Wijnandsrade),
kloofbeitel:
klø̜f˱bęjtǝl (L165p Heijen, ...
L192a Siebengewald,
L213p Well),
klø̜jfbęjtǝl (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
metaalbeitel:
mǝtālbęjtǝl (L382p Montfort),
platte snijbeitel:
platǝ snęjbęjtǝl (Q095p Maastricht),
scheerbeitel:
šē̜rbęjtǝl (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
schroodbeitel:
sxrū.t˱bęjtǝl (L289p Weert),
šrot˱bęjtǝl (L321p Neeritter),
šrōjbęjtǝl (L330p Herten),
šrōt˱bęjtǝl (Q095p Maastricht),
šrǫt˱bēsǝl (Q121b Spekholzerheide),
šrǫt˱bētǝl (Q113p Heerlen
[(voor warm en koud ijzer)]
),
šrǫt˱bęjtǝl (Q111p Klimmen
[(voor het afkappen van lichte stukken)]
),
sleuvenbeitel:
slø̜vǝnbęjtǝl (L382p Montfort),
staalbeitel:
stǭlbęjtǝl (L289p Weert),
steelbeitel:
stęjlbęjtǝl (P047p Loksbergen),
štēlbēsǝl (Q116p Simpelveld),
štīǝlbęjtǝl (Q111p Klimmen),
steelschroodbeitel:
štīǝlšrǫt˱bęjtǝl (Q111p Klimmen),
stokbeitel:
stǫk˱bē̜jtǝl (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
stǫk˱bęjtǝl (L217p Meerlo, ...
L159a Middelaar,
L216a Oostrum),
štǫk˱bęjtǝl (L299p Reuver),
tranche:
trãnš (Q083p Bilzen, ...
P219p Jeuk),
trɛ̄ns (K353p Tessenderlo),
veiligheidsbeitel:
veiligheidsbeitel (Q108p Wijnandsrade),
warmbeitel:
warǝmbęjtǝl (L159a Middelaar),
wārǝmbęjtǝl (L216a Oostrum),
wɛrǝmbēsǝl (Q116p Simpelveld),
wɛrǝmbētǝl (Q113p Heerlen),
wɛrǝmbęjtǝl (L330p Herten, ...
L432p Susteren),
warme beitel:
wɛrmǝ bęjtǝl (Q099q Rothem),
warme doorslag:
wɛrmǝn dōrslāx (L382p Montfort),
warme tranche:
wɛrǝm trɛ̄ns (K353p Tessenderlo),
warmhouwer:
wɛ̄rǝmhø̜jǝr (Q121b Spekholzerheide
[(wordt niet gehard in tegenstelling tot de koudhouwer -- vergelijk het volgende lemma)]
),
warmtranche:
wɛrǝmtrãnš (Q083p Bilzen),
zetbeitel:
zęt˱bētǝl (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg),
zęt˱bęjtǝl (Q099q Rothem)
|
In het algemeen een beitel met een steel. De stokbeitel wordt gebruikt voor het doorhakken, afhakken en splijten van warm of koud metaal. De smid houdt het werkstuk met een tang met de linkerhand op het aambeeld en zet met de rechter de beitel op de juiste plaats. De voorslager slaat vervolgens met een voor- of zijhamer op de kop van de beitel. Een beitel voor het bewerken van warm ijzer is altijd van een steel voorzien. Zie ook afb. 48. [N 33, 110; N 33, 113; N 33, 221; monogr.]
II-11
|