e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strijken bègeln (d.): būgele (Castenray, ... ), bügele (Waubach), de strijk houden: der sjtriek haue (Heerlen), strepen: strīpǝ (Loksbergen), strijk: stree.k (Hasselt), strijken: sjtrieke (Heerlen), strēkən (Zonhoven), strēͅi̯ʔə (Lommel), strikǝ (Meijel), strikə (Meeswijk, ... ), strīkə (Hamont), strī̄kǝ (Thorn), strīkǝ (Sevenum), štrī̄kǝ (Echt, ... ), linnengoed, zeis enz.  strèè.ke (Zonhoven), schilderen Höbs al gesjtreeke: ben je al klaar met strijken Dat is dich op die rèch gestreeke: dat is je verdiende loon  sjtrieke (Sittard) een hemd strijken [ZND 07 (1924)] || het strijken van linnengoed || Met een strijkhout de kleikoek in de vorm gladstrijken. [monogr.] || met een strijkijzer plat maken, strijken || persend strijken || strijken || strijken met een strijkijzer || Strijken van de muts, meestal met zeer kleine strijkijzers of bouten. [N 61, 14d] || Touw met uitstaande vezels schuren. Volgens de informant van P 47 wordt hiervoor tarwemeelpap over het touw gesmeerd met een oude lap. Door strijken worden de strengen glad gemaakt. Vervolgens windt men er een dik touw van paarde- of varkenshaar omheen om mee te schuren. [N 48, 106a] II-7, II-8, III-2-1