id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25925 | stroopkan | duppen: dø̜pǝ (Peij), geëmailleerde tob: geëmailleerde tob (Sint-Pieters-Voeren), kan: kan (Peij), meut: mø̄t (Montzen), pot: pǫt (Peij), sirooppan: šruppan (Banholt), stang: štaŋ (Schinnen) | Een kan om stroop in de vaten te schenken. In L 387 kende men geen aparte kan, men gebruikte daar de "zijpnatslepel" waarmee men ook de ketel leegmaakte (zie het lemma ''strooplepel''). [N 57, 35] II-2 |