26385 |
stuwkracht |
drang:
draŋ (L368p Neeroeteren),
drift:
dref (Q188p Kanne),
druk:
drøk (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
drø̜k (P120p Alken, ...
Q160p Bommershoven,
Q160a Haren,
P188p Hoepertingen,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
Q078p Wellen),
force:
fǫrs (P120p Alken, ...
Q159p Broekom,
P184p Groot-Gelmen,
Q077p Hoeselt,
Q188p Kanne,
P177a Ordingen,
Q181p Sluizen,
Q162p Tongeren),
gewicht:
gǝwex (Q088p Lanaken),
kracht:
krā.x (Q180p Mal, ...
Q184p Roclenge-Sur-Geer),
krāx (Q164p Heks),
pressing:
pręseŋ (Q164p Heks),
schot:
šǫt (L415p Opoeteren),
sterkte:
stɛrqdzǝ (P195p Gutschoven),
stoot:
stō.t (Q241p Rutten),
stuwkracht:
stywkrā.x (Q240p Lauw),
štywkrax (Q095p Maastricht),
waterkracht:
wātǝrkra.xt (Q095p Maastricht)
|
De stuwkracht van het water is meestal afhankelijk van het verval. Vgl. het lemma ɛvervalɛ. Het woordtype gewicht (Q 88) is terug te voeren op het feit dat bij bovenslagmolens de bakken met water gevuld moeten worden en door dat gewicht het rad in beweging wordt gezet.' [Jan 90; Coe 34; Grof 67]
II-3
|