26411 |
tap |
(tap voor) engelse draad:
ęŋǝlsǝn druǝt (Q083p Bilzen),
(tap voor) gasdraad:
gās˱drǭt (Q099q Rothem),
(tap voor) millimeterdraad:
melimɛ̄tǝrdrǭt (Q099q Rothem),
as:
a.s (Q164p Heks),
as (Q160p Bommershoven, ...
Q071p Diepenbeek,
Q074p Kortessem),
binnenzwong:
bęnǝzwoŋ (L360p Bree),
blaastap:
blǭstap (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale]),
buitenzwong:
bytǝzwoŋ (L360p Bree),
börner:
bø̜rnǝr (Q121p Kerkrade, ...
Q121b Spekholzerheide),
börner voor gasgewinde:
bø̜rnǝr vȳr jāsjǝweŋ (Q121b Spekholzerheide),
börner voor grof gewinde:
bø̜rnǝr vȳr jrof jǝweŋ (Q121b Spekholzerheide),
börner voor schroefgewinde:
bø̜rnǝr vȳr šrufjǝweŋ (Q121b Spekholzerheide),
conische tap:
konišǝ tsap (Q116p Simpelveld),
draadtap:
druǝttap (Q083p Bilzen),
drǭttap (P047p Loksbergen, ...
L299p Reuver,
Q005p Zutendaal),
drǭǝttap (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg),
gasdraadtap:
gās˱drǭttap (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
hoeftap:
huftap (L217p Meerlo),
ijsschroeventap:
ęjsšrūvǝtap (Q083p Bilzen),
ijzer:
i.zǝr (Q088p Lanaken),
ɛjzǝr (Q240p Lauw),
klip:
klep (P195p Gutschoven, ...
Q078p Wellen),
kop:
kǫp (P184p Groot-Gelmen, ...
L368p Neeroeteren),
kussen:
kø̜sǝ (Q181p Sluizen),
letste tap:
lɛtstǝ tap (L165p Heijen
[(recht)]
),
linkse börner:
leŋksǝ bø̜rnǝr (Q121p Kerkrade),
linkse uitdraaitap:
leŋksǝ ūt˱drɛjtap (L330p Herten),
metrische tap:
metrische tap (L299p Reuver),
middelste tap:
medǝlstǝ tap (L165p Heijen, ...
L330p Herten),
middensnijder:
medǝsnējǝr (L217p Meerlo),
middentap:
medǝntap (L213p Well),
mignontap:
meniǫntap (Q099q Rothem
[(voor elektriciens)]
),
millimetertap:
milimē̜tǝrtap (L291p Helden, ...
Q111p Klimmen,
L290p Panningen),
moertap:
mojǝrtap (P176b Bevingen),
mujǝrtap (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
nasnijder:
nāsnējǝr (L217p Meerlo),
nasnijtap:
nǭšnijtap (L330p Herten),
opdrijver:
ǫp˱drīvǝr (L192a Siebengewald),
pijptap:
pīptap (Q111p Klimmen),
pin:
pen (Q071p Diepenbeek, ...
Q074p Kortessem,
P176p Sint-Truiden),
pivot:
pǝvő̜w (P187p Berlingen),
punt:
pønt (P187p Berlingen, ...
P177a Ordingen),
pø̜nt (Q078p Wellen),
rechte tap:
rɛxtǝ tap (L192a Siebengewald, ...
L213p Well),
rɛ̄tǝ tsap (Q116p Simpelveld),
rɛ̄xtǝ tap (L159a Middelaar),
rechtse börner:
ręǝtsǝ bø̜rnǝr (Q121p Kerkrade
[(mv bø̜rnǝrǝ)]
),
schuine tap:
sxynǝ tap (L159a Middelaar),
sxȳnǝ tap (L192a Siebengewald, ...
L213p Well),
snijtak:
šnitak (L331p Swalmen),
snijtap:
snējtáp (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
spil:
spel (P053p Berbroek),
tap:
tap (Q077a Alt-Hoeselt, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
, [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
Q121a Chevremont
[(Julia)]
, [Willem-Sophia]
Q071p Diepenbeek,
P195p Gutschoven,
Q113p Heerlen,
Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
, [Domaniale, Wilhelmina]
L165p Heijen,
L291p Helden,
L330p Herten,
Q077p Hoeselt,
Q077p Hoeselt,
Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
, [Julia]
Q111p Klimmen,
P057p Kuringen,
P051p Lummen,
L217p Meerlo,
L159a Middelaar,
L321p Neeritter,
L368p Neeroeteren,
Q117p Nieuwenhagen,
L216a Oostrum,
L362p Opitter,
L290p Panningen,
L299p Reuver,
Q099q Rothem,
Q118p Schaesberg,
L192a Siebengewald,
Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
, [Domaniale]
Q015p Stein
[(Maurits)]
, [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
P056p Stokrooie,
K353p Tessenderlo,
Q075p Vliermaalroot,
L213p Well,
Q079a Wintershoven),
tsap (Q121c Bleijerheide, ...
Q116p Simpelveld,
Q121b Spekholzerheide),
táp (Q188p Kanne, ...
Q240p Lauw,
Q241p Rutten),
(mv)
tɛp (P219p Jeuk
[(om draad te maken)]
),
tapijzer:
tap˱ęjzǝr (P176b Bevingen
[(vierkant en plat)]
),
top:
tu.p (Q188p Kanne),
tup (Q159p Broekom, ...
Q160a Haren,
P188p Hoepertingen,
Q078p Wellen),
voorloper:
vø̜rlōpǝr (L165p Heijen
[(schuin)]
, ...
L216a Oostrum,
L213p Well
[(schuine tap)]
),
voorsnijtap:
vø̜rsnējtap (L217p Meerlo),
vø̜ršnijtap (L330p Herten),
whitworth:
whitworth (Q111p Klimmen),
witwǫrt (Q099q Rothem),
whitworth-tap:
[withworth]-tap (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
wetwǫrt-tap (L299p Reuver),
winddraadtap:
weŋk˱drǭttap (L321p Neeritter),
withworth-draadtap:
wetwǫrtdrāttap (L321p Neeritter),
zwong:
zwoŋ (L360p Bree, ...
L362p Opitter)
|
De beveiliging aan het radje die verhindert dat het terug kan draaien. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛtandwieltjeɛ, ɛradjeɛ en ɛde graantoevoer regelenɛ.' [Grof 165] || Een aantal dicht bij elkaar geplaatste stijlen, bekleed met keergaas of vuldoek, die vóór het opvullen op de plaats waar het pand aan de galerij grenst, worden neergezet. De tap dient om het doordringen van de opvulling in de galerij te voorkomen. De invuller uit Q 111 maakt een onderscheid tussen de "blaastap" die aan het begin van de opvulling werd geplaatst en de "steenmuur" of "houtpijler" die men in de mijnen Oranje-Nassau I, III en IV als afsluiting bij het einde van de opvulling toepaste. [N 95, 566; monogr.; N 95, 563] || Elk van de uiteinden van de molenboom. Bij houten molenbomen bestaat de tap uit een gietijzeren plaat met een ronde punt. Het plaatvormig gedeelte van de tap, de vleugel, is in een voorgezaagde gleuf in de molenboom ingewerkt. Zie ook afb. 74 en de toelichting bij het het lemma ɛvleugelɛ.' [Vds 71; Jan 76; Coe 68; Grof 88] || Van gehard staal vervaardigde, kegelvormige pen met schroefdraad die overlangs van ingefreesde sleuven is voorzien. De tap wordt gebruikt om met de hand inwendige schroefdraad aan te brengen in een vooraf geboord gat. Hij wordt met behulp van een wringijzer rondgedraaid. De tap heeft daartoe een kleine vierkante kop die in het wringijzer past. Tappen worden meestal in sets van drie gebruikt. Met de eerste, conische tap wordt ongeveer de helft van de draaddiepte gesneden. Vervolgens wordt met de tweede, rechte tap ongeveer 75% van de diepte vervaardigd. Met de derde tap wordt het gat afgemaakt. Zie ook afb. 95. Een stel tappen voor schroefdraad op gas- en waterleidingen of voor schroefdraad van Withworth bestaat uit twee stuks. Zie voor het woordtype ijsschroeventap ook het lemma "kalkoenen, krammen" in de paragraaf over de hoefsmid, pag. 153. [N 33, 303 en 305; N 33, 152; N 64, 65c; monogr.]
II-11, II-3, II-5
|