33079 |
tasser op de wagen |
bermer:
bęrǝmǝr (Q211p Bocholtz, ...
L426p Buchten,
L288c Eind,
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
Q203p Gulpen,
L429p Guttecoven,
L426z Holtum,
L265p Meijel,
Q022p Munstergeleen,
Q197p Noorbeek,
L427p Obbicht,
Q033p Oirsbeek,
Q032a Puth,
Q098p Schimmert,
Q020p Sittard,
Q112z Ten Esschen,
L318b Tungelroy,
Q178p Val-Meer,
L271p Venlo,
Q117a Waubach),
karlader:
karlǫu̯i̯ǝr (K278p Lommel),
karlǭi̯ǝr (K318p Berverlo),
kɛrlāi̯ǝr (L322a Nunhem, ...
Q099q Rothem),
lader:
lader (L369p Kinrooi, ...
Q112z Ten Esschen),
lāi̯ǝr (L244c America, ...
L295p Baarlo,
L324p Baexem,
L429a Berg,
K358p Beringen,
L269p Blerick,
L215p Blitterswijck,
L289h Boshoven,
L360p Bree,
L247p Broekhuizen,
L288c Eind,
L214a Geysteren,
L326p Grathem,
L366p Gruitrode,
L322p Haelen,
Q002p Hasselt,
L330p Herten,
L414p Houthalen,
L321a Ittervoort,
L370p Kessenich,
Q002b Kiewit,
L422p Lanklaar,
L289b Leuken,
L211p Leunen,
L355a Linde,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
L332p Maasniel,
L217p Meerlo,
L209p Merselo,
L382p Montfort,
L288p Nederweert,
L294p Neer,
L321p Neeritter,
Q197p Noorbeek,
L416p Opglabbeek,
K357p Paal,
L329p Roermond,
L373p Roosteren,
L420p Rotem,
L266p Sevenum,
Q020p Sittard,
L246a Swolgen,
L270p Tegelen,
Q197a Terlinden,
L374p Thorn,
L245b Tienray,
Q162p Tongeren,
Q097p Ulestraten,
Q014p Urmond,
L268p Velden,
L214p Wanssum,
L289p Weert),
lānǝr (Q121c Bleijerheide, ...
Q113p Heerlen,
Q204a Mechelen,
Q117a Waubach),
lāǝr (L291p Helden, ...
L434p Limbricht,
L290p Panningen),
lēi̯ǝr (L320a Ell, ...
L320c Haler,
Q077p Hoeselt,
L332p Maasniel,
L318b Tungelroy),
lē̜i̯ǝr (L331b Boukoul, ...
L325p Horn,
L331p Swalmen),
lōi̯ǝr (L164p Gennep, ...
P175p Gingelom,
K316p Heppen),
lōǝr (L371a Geistingen, ...
P048p Halen,
P107a Rummen),
lǫu̯ǝr (K314p Kwaadmechelen, ...
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
lǭi̯ǝr (L282p Achel, ...
P175p Gingelom,
Q193p Gronsveld,
Q176a Ketsingen,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L312p Neerpelt,
Q198b Oost-Maarland,
L163p Ottersum,
L314p Overpelt,
Q096d Smeermaas),
lǭu̯ǝr (Q071p Diepenbeek),
lǭǝi̯ǝr (L286p Hamont),
legger:
lęgǝr (L423p Stokkem),
oplader:
ǫplāi̯ǝr (L432p Susteren),
optasser:
ǫptasǝr (L413p Helchteren, ...
L314p Overpelt),
rozer:
rou̯zǝr (P188p Hoepertingen),
rǭu̯zǝr (Q156p Borgloon, ...
P222p Opheers),
tasser:
tastǝr (L317p Bocholt, ...
Q071p Diepenbeek,
Q002p Hasselt,
P176a Melveren,
L355p Peer),
tasǝr (L282p Achel, ...
Q072p Beverst,
K359p Koersel),
voorman:
voorman (L381p Echt, ...
Q204a Mechelen)
|
Degene die de schoven op de wagen tast. Aanvankelijk, als men nog in de bak van de kar laadt, komt het niet zo nauw hoe men tast; men vult de bak gewoon op, ervoor zorgend dat men op een horizontaal vlak kan blijven werken. Wanneer de tasser eenmaal boven de rand van de bak uitkomt, tast hij de schoven in gelijke lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7), met het stoppeleinde van de schoven naar buiten zodat de graankorrels in elk geval niet naast de wagen vallen onder het rijden. De laag krijgt zodoende ofwel de vorm van een ring (een "roos", vergelijk het type rozer in dit lemma en het werkwoord rozen vooral in het lemma ''graan stapelen in de schuur'', 5.1.11) als men de schoven in de rondte tegen de buitenkant van de kar legt, ofwel van twee parallelle banen (rollagen of buitenlagen), waarbij telkens de aren in het midden van de kar liggen. Daar dit middeldeel niet zo hoog is als de buitenzijde wordt het met enkele andere schoven (koplagen of vullagen) aangevuld. Bij de oude hoogkar had men een groot laken (zie het lemma ''karlaken'', 5.1.9), vaak van aaneengenaaide zakken, dat aan de ladders voor en achter werd vastgemaakt en de bodem en de wanden van de karbak bedekte. Het diende om de graankorrels op te vangen die onder het tassen en rijden uit de aren vielen. Om de kar helemaal vol te laden moest men deze drie of vier keer verplaatsen omdat anders de schoven van te ver aangedragen moesten worden. Men laadt wel meer dan één hok bij een stilstaande kar. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''optasser'' (5.1.9) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar.' [N 15, 41]
I-4
|