e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
te nat deeg: dęx (Kwaadmechelen), derf: dɛrf (Genk, ... ), dɛrǝf (Kwaadmechelen), derf brood: dɛrǝf brut (Maastricht), drijven: (het deeg) drift (Voerendaal), gedreven: gǝdrīvǝ (Genk), geen stand in: gęjnǝ stantj en (Heythuysen), gezet: tǝ nāt gǝzat (Brunssum), hangerig: haŋǝrex (Heythuysen), klam brood: klām brut (Noorbeek), klef: klęf (Gronsveld), klɛf (Heugem, ... ), klef brood: klef brood (Maasbracht), klē̜f bruǝt (Hout-Blerick), klɛf bruat (Kerkrade), klɛf brut (Oost-Maarland), klɛf bruǝt (Meijel), klɛf brōt (Ottersum), klɛf brūǝt (Schinveld), klets: klɛts (Stein), klɛtš (Amstenrade, ... ), klets brood: klɛts bruǝt (Brunssum), klɛtšbrūǝt (Schinveld), knats: knatš (Gulpen), knets: knętš (Rothem), knɛts (Nuth, ... ), knɛtš (Eys, ... ), knets brood: knɛtš bruǝt (Bleijerheide, ... ), knetsig: knɛtsex (Brunssum), knɛtšix (Kerkrade), nat: nǭt (Bilzen), nat brood: nat brūt (Cadier), nās brūt (Kaalheide), nāt brūǝt (Jabeek), nǫt brōwt (Beverst), natsig: nētzix (Reuver), nē̜tsex (Herten), nɛtsex (Maasbracht), netserig: knɛtsǝrǝx (Heythuysen), niet doorbakken: nidø̜rbǫʔ+F20912ǝn (Lommel), nit dørbakǝ (Koersel), nēt durbakǝ (Eijsden), niet gaan: (het deeg) gēt nēt (Eijsden), niet gaar: nēt gār (Blerick, ... ), niet uitgebakken: ni ǫwtgǝbakǝ (Mal), onrijp: onrī-jǝp (Neerpelt), pikkerig: pikkerig (Tegelen), plakbrood: plakbrōt (Zepperen), plakken: (het brood) plɛkt (Maaseik), plɛk (Rekem), plakkerig: plɛkǝrex (Heythuysen, ... ), plat: plat (Hasselt, ... ), plat brood: plat brut (Houthalen), riemen: (het brood) remt (Panningen), rot: rot (Herten), schrale deeg: šrǭlǝ dē̜x (Bocholt), slap: slap (Hout-Blerick), šlap (Nuth, ... ), slappe deeg: slapǝ dējǝx (Neerpelt), slapǝndęjx (Rekem), slijmen: (het brood) slimpt (Leuken), sponsbrood: sponsbrūt (Bevingen), strontslap: strōntslap (Ottersum), te dref: tǝ dref (Munsterbilzen), te klets: tǝ klɛtš (Stein), te nat: te nat (Cadier), tsǝ naz (Kaalheide), tǝ nat (Eys), tǝ nāt (Arcen, ... ), tǝ nǭǝt (Eijsden), te plat: tǝ plat (Hasselt, ... ), te rot: tǝ rot (Lommel), te slap: tǝ slāǝp (Blerick), tǝ šlap (Gronsveld, ... ), te slap gemengd: te slap gemengd (Koningsbosch), te slappe: tǝ šlapǝ (Oost-Maarland), te veel vocht: tsǝ vø̄l vox (Kaalheide), te vlees: tǝ vlēs (Helden), te vochtig: tǝ vǫxtǝx (Munsterbilzen), te week: tsǝ wēx (Kerkrade), tǝ wē.k (Waubach), tǝ węjk (Beek, ... ), tǝ węǝk (Gulpen), te zwaar: tǝ zwǭr (Tungelroy), uiteenlopen: (het deeg) løp ātīn (Bevingen), verzopen: vǝrzōpǝ (Obbicht), vǝrzūpǝn (Maaseik), vǝrzǭpǝ (Tegelen, ... ), week: węjk (Tungelroy) Gezegd van deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 29b; monogr.] || Het lemma valt uiteen in verschillende grammaticale categorieën. De eerste categorie benamingen is bijvoeglijk van aard. De tweede groep bestaat uit opgaven die een zelfstandigheid aanduiden en de derde groep bestaat uit werkwoorden. [N 29, 67; monogr.] II-1