id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30193 | timmerwerk | de timmer: dǝ tømǝr (Berverlo), dǝn temǝr (Bilzen), het aftimmeren: hǝt˱ āftømǝrǝ (Geulle), houtwerk: (h)ōtwɛrk (Bilzen), hōtswęrǝk (Bleijerheide), hǫwtwęrk (Sint Odilienberg), schrijnwerk: sxrē̜wɛrǝk (Tessenderlo), timmerwerk: temǝrwę.rǝk (Stevoort), temǝrwɛ̄rk (Ottersum), tømǝrwęrǝk (Posterholt) | Het te timmeren houtwerk in een huis in zijn geheel. Tot het timmerwerk behoort onder meer het construeren van de kap, het plaatsen van kozijnen, ramen en deuren, het vervaardigen en plaatsen van trappen en het vervaardigen van de balk- en vloerlagen. [N 55, 181a] || Het te timmeren houtwerk in een huis in zijn geheel. Zie ook het lemma ɛtimmerwerkɛ in WLD ii.9, pag. 98. Het materiaal dat hier is opgenomen, vormt een aanvulling daarop. Het betreft addenda bij RND 6 en monografisch materiaal.' [monogr.; RND 6, add.] II-12, II-9 |