34549 |
troep ganzen |
klocht:
kloxt (L376p Linne),
koppel:
kopǝl (L165p Heijen),
kud:
kø̜t (L373p Roosteren, ...
Q032p Schinnen),
trek:
trɛk (L360p Bree, ...
L362p Opitter,
L355p Peer,
L289p Weert),
trɛ̄k (L352p Hechtel),
troep:
trou̯p (P051p Lummen),
trup (Q072p Beverst, ...
Q083p Bilzen,
L317p Bocholt,
L366p Gruitrode,
Q079p Guigoven,
Q074p Kortessem,
L372p Maaseik,
Q090p Mopertingen,
L299p Reuver),
trop:
trop (Q034p Merkelbeek, ...
Q118p Schaesberg,
Q075p Vliermaalroot),
trǫp (K358p Beringen),
zwerm:
zwęrǝm (Q088p Lanaken),
zwɛrm (L270p Tegelen)
|
In vraag A 4, 18 en L 20, 18 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor een "troep" schapen, koeien, varkens, ganzen. In dit lemma zijn alleen die antwoorden opgenomen die specifiek op een "troep ganzen" duiden. [A 4, 18; L 20, 18]
I-12
|