28517 |
tuten |
fluiten:
fluiten (L244d Ysselsteyn),
flø̄tǝ (Q071p Diepenbeek),
flø̜jtǝ (L215a Wellerlooi),
piepen:
piepen (K317a Kerkhoven),
toeten:
tutǝn (Q003p Genk),
tuǝtǝ (L414p Houthalen),
tūtǝ (Q015p Stein),
tūtǝn (Q177p Millen),
tūwtǝn (L414p Houthalen),
tuten:
tuten (L282p Achel, ...
L421p Dilsen,
Q002p Hasselt,
L246p Horst,
K278p Lommel,
Q009p Maasmechelen,
Q253p Montzen,
L294p Neer,
P177p Zepperen),
tyten (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q071p Diepenbeek),
tytǝ (L428p Born, ...
L289p Weert),
tȳtǝ (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek,
L371a Geistingen,
Q018p Geulle,
Q113p Heerlen,
L384p Herkenbosch,
L330p Herten,
L372p Maaseik,
L265p Meijel,
Q197p Noorbeek,
L381b Peij,
L329p Roermond,
Q197a Terlinden,
L374p Thorn,
L271p Venlo,
L210p Venray,
L244d Ysselsteyn),
tȳtǝn (L333p Asenray / Maalbroek, ...
K353p Tessenderlo)
|
Het geluid dat de koningin maakt die haar cel reeds verlaten heeft. Op het doffe kwaken van de ongeboren koninginnen antwoordt de pas uitgelopen koningin met een hoog tutend geluid. Dit is het teken dat zij er is. Zij zal proberen zo spoedig mogelijk de nog in de cellen opgesloten koninginnelarven te doden. Dit wordt echter verhinderd door de werkbijen. Het tuten is voor de imker een zeker teken dat er de volgende dag of op zijn laatst nog een dag later een nazwerm zal afkomen. [N 63, 33a; N 63, 32a; N 63, 33b; Ge 37, 42]
II-6
|