32411 |
varshaak |
haakje:
hø̜kskǝ (L248p Lottum),
hielhaak:
hielhaak (L266p Sevenum),
plathaak:
plathāk (L266p Sevenum),
varshaak:
varshǭk (L318d Altweert, ...
L287p Boeket,
L289h Boshoven,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L318c Swartbroek,
L289p Weert),
vorshǭk (L210p Venray),
varsmes:
varsmęs (L368p Neeroeteren),
varsmɛs (L423p Stokkem),
vershaak:
vɛrshāk (L246p Horst),
vɛrshūk (L286p Hamont),
versmes:
vēsmɛs (L423p Stokkem),
vessemmes:
vęsǝmmęs (K353p Tessenderlo),
vɛsǝmmɛs (P047p Loksbergen),
wreefmes:
vrijmē̜s (L248p Lottum)
|
Gereedschap dat dient om aan de binnenkant van de klomp de hak en de hakbodem glad te maken. Het snijdende gedeelte van de varshaak is enkele centimeters breed, is aan beide zijden aangescherpt en in een cirkel rondgebogen. Soms heeft het ook heeft de vorm van een van boven platgedrukt vraagteken. Het houten handvat van de haak is ongeveer 30 cm lang. Zie ook afb. 247. [N 97, 23; A 29a, 9; Bakeman 9; monogr.]
II-12
|