33465 |
verhoogd dakgedeelte boven een poort |
dakstal:
dākštãl (Q201p Wijlre),
deurwelf:
dø̄rwɛlǝf (L326p Grathem),
frans dak:
frans˱ dǭak (P218p Borlo, ...
P175p Gingelom),
hemel:
hīmǝl (P051p Lummen),
kapelletje:
kapɛlkǝ (Q039p Hoensbroek),
kapɛlǝkǝ (P048p Halen),
kǝpɛlkǝ (L360p Bree),
kapje:
kɛpkǝ (L318b Tungelroy),
koepel:
kūpǝl (P176p Sint-Truiden),
opbouw:
up˱bau̯ (P045p Meldert),
poorthuisje:
pu̯ó̜thāi̯skǝ (Q177p Millen),
pu̯ø̜thē̜ ̞i̯skǝ (Q093p Rosmeer),
stulpdak:
štø̜lǝp˱dāk (L270p Tegelen),
uitsprong:
au̯tsprǫŋk (Q077b Nederstraat),
ūu̯tsprǫŋ (L282p Achel),
verhoog:
vǝrhȳx (K358p Beringen, ...
L312p Neerpelt),
verhoogd inrijdak:
vǝrhø ̝ęxt enrīdāk (L378p Stevensweert),
verhoogde invaart:
vǝrhȳǝgdǝ envārt (L290p Panningen),
verhoogsel:
vǝrhyxsǝl (L312p Neerpelt)
|
Om de hoogte van een poort te vergroten kan men het dak erboven verhogen. De omvang van de dakverhoging kan van geval tot geval verschillen. De verhoging kan ook een apart zadeldak zijn, dwars op dat van de schuur of de stal. Zie ook afbeelding 22.b bij het lemma "terugwijkende dakrand" (4.2.1). [N 4A, 31]
I-6
|