31375 |
vijlkap |
kap:
kap (Q083p Bilzen, ...
L330p Herten,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L271p Venlo),
kerf:
kɛrǝf (Q111p Klimmen
[(in diverse vormen)]
),
patroon:
pǝtrōn (L331p Swalmen),
ribben:
røbǝ (Q108p Wijnandsrade),
tanden:
tɛnj (L328p Heel),
tandjes:
tɛntjǝs (Q204a Mechelen),
vijlkap:
vīlkap (L299p Reuver),
vijlstructuur:
vęjlstrøktȳr (Q095p Maastricht)
|
Het samenstel van de groeven in het blad van een vijl. Vijlen kunnen van een enkele, dubbele of gebogen kap voorzien zijn. De enkele kap bestaat uit rechte inkepingen onder een hoek van 60 of 800 ten opzichte van de zijkant van de vijl. De dubbele kap wordt gevormd door twee kappen die meestal onder een hoek van 450 ten opzichte van elkaar staan. Vijlen met enkele kap zijn voor fijn werk, vijlen met dubbele kap voor voorbereidend of grof werk. Vijlen met een gebogen kap worden gebruikt voor het bewerken van zachte metalen. [N 33, 106] || Het samenstel van groeven in het blad van een vijl. Vijlen kunnen van een enkele, dubbele of gebogen kap voorzien zijn. Zie ook het lemma ɛvijlkapɛ in wld II.11, pag. 70. Een vijlkap op het blad van een vijl aanbrengen werd in Reuver (L 299), Dilsen (L 421) en Bilzen (Q 83) kappen (kapǝ) genoemd.' [N 53, 146a]
II-11, II-12
|