33874 |
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap |
(ze geeft) goede natuur:
gui̯ǝ natyǝr (L312p Neerpelt),
(ze heeft een) stop in de demen:
stǫp en dǝ dymǝ (Q178p Val-Meer),
(mv)
støp ęn dǝ dømǝ (P107a Rummen),
(ze heeft) druppeltjes aan de demen:
drøpǝlkǝs an ǝ diǝmǝ (L372p Maaseik),
(ze heeft) eikels:
ēkǝls (Q039p Hoensbroek),
(ze heeft) kegelen:
kigǝlǝ (Q121p Kerkrade),
kixǝlǝ (Q252p Moresnet),
(ze heeft) kegels aan de demen:
kigǝls an dǝ dēmǝ (Q204a Mechelen),
(ze heeft) kles aan de demen:
klɛs ān ǝ dēmǝ (L288p Nederweert
[(kles: hars)]
),
(ze heeft) krekelen aan de demen:
krikǝlǝ ǭn dǝ dēmǝ (Q071p Diepenbeek, ...
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
kriǝkǝlǝ ān dǝ dɛ̄mǝ (Q197a Terlinden),
krēkǝlǝ ǭn dǝ dēmǝ (Q098p Schimmert),
krīǝkǝlǝ ān dǝ dēmǝ (Q111p Klimmen
[(identiek met kegels)]
),
(ze heeft) krekelen aan de uier:
kriǝkǝlǝ ān dǝr ø̜ǝr (Q248p Remersdaal),
(ze heeft) melk:
mɛlǝk ān dǝr ø̜ǝr (Q033p Oirsbeek),
(ze heeft) melk in de uier:
męlǝk en dǝn ūi̯ǝr (Q095p Maastricht),
(ze heeft) melk in het uier:
mɛlǝk en t ȳǝr (L266p Sevenum),
(ze heeft) natuur in de uier:
natȳǝr ęn dǝn ø̜̄ǝr (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
(ze heeft) nopjes:
nø̜pkǝs (P175p Gingelom),
(ze heeft) plakken:
plęk (L382p Montfort),
(ze heeft) slijm aan de tetten:
slɛ̄m ān dǝ tɛtǝ (Q002c Bokrijk),
(ze heeft) stopjes:
støpkǝs (P188p Hoepertingen),
stø̜pkǝs (K318p Berverlo, ...
L269p Blerick,
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
P048p Halen,
Q188p Kanne,
K314p Kwaadmechelen,
K278p Lommel,
L288p Nederweert,
P176p Sint-Truiden,
Q162p Tongeren,
Q101p Valkenburg,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
stēpkǝs (Q086p Eigenbilzen),
stępkǝs (L364p Meeuwen),
stɛpkǝs (Q002p Hasselt),
štø̜pkǝs (L382p Montfort),
(ze heeft) stopjes aan de demen:
stø̜pkǝs ǝn dǝ dēmǝn (L314p Overpelt),
stępkǝs ǫn dǝ dɛmǝ (Q083p Bilzen),
(ze heeft) stopjes aan de uier:
stø̜pkǝs ān dǝn ēǝr (L271p Venlo),
(ze heeft) stopjes op de demen:
stø̜pkǝs ǫp ǝ dīǝmǝ (L321p Neeritter),
(ze heeft) stoppen:
step (Q094p Hees),
stø̜p (Q072p Beverst
[(aan de demen zijn stipjes of stopjes gestold vocht merkbaar)]
),
štø̜p (Q039p Hoensbroek, ...
L331p Swalmen),
(ze heeft) tappen aan de demen:
tapǝ ān dǝ dēmǝ (K318p Berverlo),
(ze heeft) tippelen:
tipǝlǝ (Q252p Moresnet),
(ze heeft) tippelen aan de demen:
tepǝlǝ ān ǝ dīǝmǝ (L368p Neeroeteren),
tipǝlǝ an dǝ dē̜mǝ (Q251p Gemmenich, ...
Q101p Valkenburg),
tipǝlǝ ān dǝ dēmǝ (Q112a Heerlerheide, ...
Q111p Klimmen),
tipǝlǝ ǭn dǝ dɛ̄mǝ (Q198b Oost-Maarland),
tøpǝl ǭn dǝ dø̜̄i̯mǝ (Q096d Smeermaas),
tēpǝlǝ ǭn dǝ dēmǝ (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
tīpǝlǝ an dǝ dēmǝ (K317p Leopoldsburg),
(ze heeft) tippeltjes:
tēpǝlkǝs (L416p Opglabbeek),
(ze heeft) tippen:
tepǝ (Q252p Moresnet),
(ze heeft) top op de demen:
top ǫp ˲dǝ dimǝ (L360p Bree),
(ze heeft) toppen:
tøpǝ (Q162p Tongeren),
(ze heeft) toppen aan de demen:
tupǝ ān dǝ diǝmǝ (L324p Baexem),
(ze heeft) was aan de demen:
was an dǝ dēmǝ (L191p Afferden, ...
L210p Venray),
was ān dǝ dēmǝ (L332p Maasniel, ...
L294p Neer,
L331p Swalmen),
was ān dǝ dīǝmǝ (L292a Maxet),
was ān ǝ dēmǝ (L330p Herten, ...
L325p Horn,
L290p Panningen),
(ze heeft) was aan de uier:
was ān dǝn ø̜̄r (L192p Bergen),
was ān dǝn ēǝr (L271p Venlo),
(ze heeft) was aan het uier:
(ze heeft) was aan het uier (L191p Afferden),
was an ǝt ēr (L247p Broekhuizen, ...
L268p Velden),
was ān t ȳr (L329p Roermond),
was ān ǝt ȳi̯ǝr (L322p Haelen),
was ān ǝt ȳǝr (L295p Baarlo),
wās an t ēr (L244c America),
wās an ǝt iǝr (L214p Wanssum),
(ze heeft) was in de deem:
was ęn dǝ dēm (L265p Meijel, ...
L163p Ottersum),
(ze heeft) witte biest aan de demen:
wetǝ bis ǭn dǝ dø̜̄i̯mǝ (Q096d Smeermaas
[(de eerste moedermelk of het zog)]
),
(ze heeft) zegels:
zēgǝls (Q014p Urmond),
(ze heeft) zegels aan de demen:
zēgǝls ān dǝ dēmǝ (L328p Heel),
zē̜gǝls ān dǝ dē̜mǝ (Q032a Puth),
(ze heeft) zegels op de demen:
zēgǝls dǝ dē̜mǝ (Q014p Urmond),
(ze heeft) zegels op de tepels:
zēgǝls dǝ tēpǝls (L289p Weert),
(ze heeft) zog:
zu̯ǫk (Q162p Tongeren),
(ze heeft) zwam:
zwām (Q198b Oost-Maarland
[(sponsachtig vocht)]
),
(ze) drupt:
drø̜pt (P050p Herk-de-Stad),
(ze) plakt:
plɛktj (L289p Weert),
(ze) trekt natuur:
trɛk nǝtȳr (Q162p Tongeren),
de demen plakken:
de dēǝmǝ plɛkǝ (Q112b Ubachsberg),
de lijm loopt:
dǝ lɛ̄m lypt (K359p Koersel
[(lijm: kleverig vocht)]
),
dǝ lɛ̄m lȳpt (K357p Paal),
de zegels komen:
dǝ zīgǝls kǫmǝ (L422p Lanklaar),
de zegels zijn af:
dǝ zīgǝls zīn āf (L424p Meeswijk
[(gezegd als de drachtigheid van de merrie duidelijk blijkt uit de afscheiding uit de tepels)]
),
druppelen:
drøplǝ (Q113p Heerlen
[(vochtafscheiding geven)]
),
er hangt wat aan haar stopjes:
dǭ haŋt wat˱ ǭn hǝr støpkǝs (K353p Tessenderlo)
|
Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51]
I-9
|