30167 |
voegijzer met gekarteld blad |
figuurblad:
fegȳrblāt (L382p Montfort),
figuurtruweel:
vigyrtrawīl (P176b Bevingen),
getande truweel:
gǝtāndǝ trøwēl (K278p Lommel),
karteltroffel:
kartǝltrofǝl (Q019p Beek, ...
Q097p Ulestraten),
kartǝltrufǝl (Q111p Klimmen),
kartǝltrǫfǝl (Q028p Jabeek),
kretsspaan:
krɛtsšpān (Q099q Rothem),
mortiezeeg:
mǫrtizēx, mǫrtizɛ̄x (Q072p Beverst),
mouilleerpaletje:
moljǝrpálɛtjǝ (Q180p Mal),
plamuurtruweeltje:
plamȳrtrywīltšǝ (L315p Kleine-Brogel),
raseertroffel:
rasērtrufǝl (L270p Tegelen),
raspijzer:
rasp˱ęjzǝr (P176p Sint-Truiden),
schraaptroffel:
šrāptrufǝl (Q111p Klimmen),
sierijzer:
sīrēzǝr (Q078p Wellen),
siertroffel:
sērtrofǝl (Q022p Munstergeleen),
sērtrufǝl (Q113p Heerlen),
trekker:
trɛkǝr (P176p Sint-Truiden),
verzierungstroffel:
vǝrtsīruŋstru.fǝl (Q222p Vaals),
zeegpalet:
zēxpalɛt (P176p Sint-Truiden),
zwaard:
zwē̜rt (Q015p Stein)
|
Voegijzer om specie tussen hardstenen aan te brengen. Zie ook afb. 45a. Van Houcke (pag. 423) merkt over dit type voegijzer op: ø̄Wanneer hardsteenen van gemiddelden omvang op elkander moeten staan, stelt men, meest droog, soms met eene kleine hoeveelheid mortel, den bovensten steen op houten spieën; zoo doende wordt deze steen, zonder moeite op de door het plan aangewezen plaats gezet: doch hij rust op geen mortelbed; met het voegijzer (plat getand ijzer) wordt de mortel op de gansche oppervlakte der laag gestoken en dit wel door het heen en weer te trekken tusschen de voeg.ø̄ In L 290 werd het voegijzer met gekarteld blad gebruikt voor 'siersmeerwerk' ('sēršmērwęrǝk'). Ook de woordtypen 'siertroffel' (Q 22, Q 113), 'verzierungstroffel' (Q 222) en 'sierijzer' (Q 78) wijzen daarop. [N 30, 8c; monogr.]
II-9
|