32518 |
voetwissen |
dunnere wissen:
dønǝrǝ wesǝ (L265p Meijel),
luik:
lø̜jk (P176p Sint-Truiden),
overschot van de staakroeden:
ōvǝrsxot van ǝ stǭkrujǝn (K353p Tessenderlo),
staafjes:
stɛ̄fkǝs (L321p Neeritter, ...
L289p Weert),
staakwissen:
stēkwisǝ (Q071p Diepenbeek),
staven:
stɛ̄f (L321p Neeritter),
toppen van de wis:
topǝ van dǝ wes (L423p Stokkem),
vlechtwissen:
vlɛxtwesǝ (L318p Stramproy),
vlechtwitsen:
vlɛxtwetsǝ (L291p Helden),
voethout:
vōthǫwt (L423p Stokkem),
vōtǫwt (L423p Stokkem),
voetwissen:
vutwesǝ (P047p Loksbergen)
|
De wissen waarmee het voetstuk wordt gevlochten. Het vlechten van de voet werd in Maastricht (Q 95): een voetje deronder werken (ǝn vø̄tšǝ dǝrondǝr węrǝkǝ) genoemd. [N 40, 68; N 40, 69]
II-12
|