32394 |
voorboor |
egger:
ęgǝr (K353p Tessenderlo),
voorboor:
vø̄rbōr (L266p Sevenum),
vø̜jrbǫwr (P047p Loksbergen),
voorloper:
vørluwǝpǝr (K353p Tessenderlo),
vørlø̜jpǝr (L210p Venray),
vø̄rlȳpǝr (L266p Sevenum)
|
Soort avegaar waarvan de lepel lang en smal is en enigszins spits toeloopt. De voorboor wordt gebruikt om de eerste, smalle opening te boren in de richting van de teen van de klomp. Op de schacht van de boor zijn markeringen aangebracht die aangeven tot hoever de klompenmaker in de verschillende modellen klompen naar voren kan boren. Zie ook afb. 242. [N 97, 76; A 29a, 7c; A 32, 8b]
II-12
|