31928 |
voorsnijder |
snijkant:
šnīkantj (L299p Reuver),
snijvlak:
snījvlak (L271p Venlo),
vleugels:
vlø̄gǝls (Q015p Stein),
voorsnijder:
vȳršniǝr (Q121c Bleijerheide),
vø̄rsnīǝr (Q018p Geulle),
vø̄ršnijǝr (L385p Sint Odilienberg),
vø̄ršnījǝr (L387p Posterholt),
vø̄snęjǝr (K317p Leopoldsburg),
voorsnijmes:
vø̜̄ršnijmɛts (L328p Heel)
|
Een scherp beiteltje aan één kant of aan beide kanten van de boorpunt van een centerboor of slangboor dat de omtrek van het te boren gat in het hout uitsnijdt. [N 53, 163b]
II-12
|