32740 |
voorste keerstrook |
boven:
bǭvǝ (L270p Tegelen),
boven op het stuk:
bǭvǝ ǫp˱ ǝt štøk (L322p Haelen),
bovenste keerpunt:
bǭvǝstǝ [keerpunt] (L269p Blerick),
bovenste voordel:
bøę̄vǝstǝ [voordel] (L294p Neer),
bovenvoordel:
bovǝ(n) [voordel] (L314p Overpelt),
bǭvǝ[voordel] (L292p Heythuysen),
kopvoordel:
kǫp˲[voordel] (Q187a Heugem),
navoordel:
nǭu̯[voordel] (Q009p Maasmechelen),
ondenvoordel:
o ̝ŋǝ[voordel] (Q033p Oirsbeek),
ondenvoorling:
ōŋǝ[voorling] (Q117p Nieuwenhagen),
onder aan het perceel:
oŋǝr ān ǝt pǝrsēl (L332p Maasniel),
onderkop:
o.ŋǝrkǫp (L383p Melick
[(aan de weg gelegen)]
),
onderste hoofdpand:
ǫndǝrstǝ [hoofdpand] (Q002p Hasselt),
onderste voorhoofd:
oŋǝrstǝ [voorhoofd] (L331p Swalmen),
onderste voorling:
onǝrstǝ [voorling] (L416p Opglabbeek),
oŋǝrstǝ [voorling] (L369p Kinrooi),
øŋǝlstǝ [voorling] (L321p Neeritter),
ǫnǝrstǝ [voorling] (Q001a Oud-Winterslag),
overste voordel:
øvǝštǝ [voordel] (Q211p Bocholtz),
øę̄vǝštǝ [voordel] (Q111q Ransdaal),
voor:
vø̄r (L270p Tegelen),
voordeel:
vȳrdēl (Q121c Bleijerheide),
voordel:
ondǝrstǝ [voordel] (Q162p Tongeren, ...
L318b Tungelroy),
øndǝrštǝ [voordel] (Q101p Valkenburg),
øŋǝrstǝ [voordel] (L377p Maasbracht, ...
L424p Meeswijk,
L288p Nederweert),
øŋǝrštǝ [voordel] (Q035p Brunssum),
øŋǝštǝ [voordel] (Q019p Beek, ...
Q019a Neerbeek),
ø̜ndǝrstǝ [voordel] (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
ōndǝrstǝ [voordel] (Q187p Sint Pieter),
vooreind:
vø̜rę̄nt (L209p Merselo, ...
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum),
voorhoek:
vø̄ ̞rhuk (L282p Achel),
voorhoofd:
vø̄rhø̜i̯t (L295p Baarlo),
voorste eind:
vørstǝ [eind] (K359p Koersel, ...
K357p Paal),
voorste hoofdbed:
vørstǝ [hoofdbed] (K318p Berverlo),
voorste stuk:
vø̜rstǝ stø̜k (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
voorste voordel:
vi̯østǝ [voordel] (Q162p Tongeren),
vøę̄rštǝ [voordel] (Q191p Cadier),
vø̄rstǝ [voordel] (L426p Buchten),
vø̜rstǝ [voordel] (L318b Tungelroy),
vȳǝrstǝ [voordel] (L289a Hushoven),
voorste vooreind:
vørstǝ [vooreind] (L246p Horst),
vø̄rstǝ [vooreind] (L115p Mook, ...
L268p Velden),
voorste voorhoofd:
vøę̄rstǝ [voorhoofd] (L192a Siebengewald),
vø̄ ̞rstǝ [voorhoofd] (L265b Kronenberg, ...
L266p Sevenum),
voorste voorling:
vø̄rstǝ [voorling] (L321p Neeritter),
vę̄rste [voorling] (L416p Opglabbeek),
voorvoordel:
vø̄r[voordel] (L312p Neerpelt)
|
De wendakker die aan de akkeringang of aan de weg ligt of het dichtst bij huis gelegen is. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 51a; N 11A, a; A 33, 5]
I-1
|